Maar om terug te keren tot de ‘pakoes’ in de steegjes, zij die zich er niet bij wilden neerleggen te verdwijnen, moesten hun toevlucht nemen tot allerlei listen om op de been te blijven. Een oude ‘pakoes’-eigenaar, die merkte, dat zijn verkoop onrustbarend snel terugliep en het bezoek van zijn klanten navenant afnam, paste o.a. dit middel toe: hij ging op een stoel op straat zitten en lette op, wie langs liep. Wanneer hij iemand zag, die een pakje bij zich had, riep hij Dochi, zijn enige bediende.
‘Wie loopt daar?’
Dochi, die betere ogen had, herkende de voorganger en zei: ‘Dat is Sjon Piet’.
‘Wat heeft hij in zijn hand?’
‘Het lijkt wel een blik koekjes’.
Waarna de eigenaar op strenge toon beval: ‘Schrijf op voor Sjon Piet een blik koekjes’.
Vanzelfsprekend kon Sjon Piet, die in december een rekening gepresenteerd kreeg van dingen, die hij in de periode van januari tot december had afgenomen, zich niet herinneren of hij ze wel of niet had gekocht en betaalde dan maar. Zolang het niet in de gaten liep, kon het leven van de ‘pakoes’ op die manier nog een beetje verlengd worden.
Ik wil in dit verband nog een voorval meedelen, mijzelf in Kingston op Jamaica overkomen, vóór de aardbeving. Een vriend, een landgenoot uit Curaçao, had daar een kleine zaak, waar ik brood, biscuits en dergelijke dingen kocht. Op een dag tijdens mijn dagelijks bezoek vroeg hij mij of ik wel eens een één-ponds blik pijptabak had meegenomen. Ik ben geen pijproker en ik ontkende dus, maar ik vroeg hem toch, hoe hij erbij kwam, dat ik die tabak had meegenomen. Hij vertelde me, dat zijn bediende hem een beschrijving van de man had gegeven, die op mij leek.