op Punda van een zekere Bartolomé Lyon. Daarna is er een tweede studio op Otrabanda gekomen van Joseph Chapman, van wie men vertelde dat hij een leerling was van Fredericks, die in die tijd een grote naam in de Verenigde Staten had. Het atelier van Fredericks heb ik nog gekend. Later kwam F. Carrillo, die, als ik me niet vergis, in de Punda gevestigd was en ook samen met Lyon en mijn vader werkte, onder de firmanaam A. de Pool & B. Lyon.
Ik geloof, dat dit vóór de tijd was, dat Carillo een eigen zaak had naast Mensing & Co. in de Breedestraat óp Punda. In ditzelfde gebouw zat later Davenport, een Amerikaans fotograaf, die ‘ferro-typen’ maakte; ik weet niet of hij er de primeur van had, maar hij deed goede zaken, omdat zijn foto's goedkoop waren en snel werden afgeleverd.
Dit waren allen beroepsfotografen; in die tijd had je nog bijna geen amateurs. Zowel fototoestellen en ingrediënten als de behandeling ervan waren lang niet zo eenvoudig als nu. Toch herinner ik me twee amateurs uit die tijd. Eén was pater Vincent Jansen van Sint Willebrordus en de ander mijn oom John. Ik weet nog goed, dat oom John, om een landschapsfoto te maken, een koffer had uitgevonden, die in een donkere kamer kon worden getransformeerd. Deze werd ter plaatse geïnstalleerd. Dit was de enige manier om buiten te fotograferen en ik geloof, dat oom John de eer toekomt de eerste te zijn geweest, die landschapsfoto's van Curaçao heeft gemaakt. In zijn huis op de bovenverdieping van het ‘Sint Thomascollege’ had hij een studio, waar hij zijn vrienden fotografeerde. Er bestaat nog een foto van mijzelf, die hij in zijn studio heeft gemaakt, een paar dagen vóór zijn vertrek naar de Verenigde Staten.
In die dagen had Henry Kranwinkel een studio in een loka-