wat de harmonie betreft, maar goed op de maat. De draagsters bewogen ritmisch de heupen. Deze gang, die wel wat weg had van de moderne foxtrot, heet ‘Wapa’. En al ‘wapende’ werden de eerstelingen van de oogst naar een pleintje gebracht, dichtbij het huis van de eigenaar, die hun zoveel rum gaf als zij maar op konden. De vrienden van de eigenaar, die er om heen stonden, werden ook uitgenodigd en dronken cognac of jenever of allebei.
Wanneer de plechtigheid ten einde was, begonnen de feestelijkheden in het huis. Gewoonlijk werd een ‘tamboe’ (zie volgend hoofdstuk - Vert.) georganiseerd, onderbroken door een stokkengevecht, een primitief soort schermkunst, waarin de landlieden goed bedreven waren. Er was een overvloed aan drank, meestal rum van de slechtste kwaliteit, en verhit door de uitwerking ervan, sloegen de schermers elkaar het hoofd kapot en kneusden elkaars spieren, terwijl binnen de trommen gonsden. Ook daar richtte de brandewijn verwoestingen aan. Op een gegeven ogenblik riep de drummer stomdronken uit: ‘Tamboe ta pidi sangre’, de trom vraagt om bloed, en een ander, eveneens door alcohol verdwaasd, legde zijn hoofd op de trom, waarop de drummer in heftige opwinding hem met de drumstok, een geweldig stuk hout, een flinke slag gaf, die zijn hoofdhuid beschadigde, zodat het bloed vrijelijk over het trommelvel vloeide. De drummer sloeg met steeds groter woede, de mensen draaiden steeds sneller met de heupen, de zangers schreeuwden steeds harder en zo werd het bacchanaal voortgezet tot de alcohol iedere beweging en iedere wil had verlamd en spelers, zangers en dansers bewegingloos neervielen, niet meer in staat een woord te zeggen.
Die ‘Zeu's’ waren voor de Punda-mensen zo'n grote gebeurtenis, dat de aankondiging alleen al als iets geweldigs werd