Bij grote begrafenissen kregen zij, die aangewezen waren om de koorden vast te houden en zij, die de kist moesten dragen, een lint van grove zwarte zijde om, dat zij over de borst gekruist van de linkerschouder naar de rechterkant van het middel droegen. Ook droegen zij katoenen witte handschoenen. Deze taken werden als ereplicht beschouwd en alleen aan intieme vrienden van de overledene gegeven, liefst aan het puikje van de regerings-, bank- of handelswereld. Wanneer de doodkist op de schouders van de vrienden was getild, draaide de ‘voorlezer’, die zijn plaats vóór aan de stoet had ingenomen, zich om en nodigde de aanwezigen met krachtige stem uit hem paarsgewijze te volgen.
Als ik nog op mijn geheugen kan rekenen, luidde de toespraak, altijd in het Nederlands uitgesproken, als volgt: ‘Heren, familie, vrienden en bekenden worden vriendelijk verzocht zich achter het lijk te voegen’.
Ik herinner me, dat in mijn jongenstijd ‘voorlezer’ voor de Orthodoxe Joden was: David Fidanque; voor de Gereformeerden, Mr. Peiliker; voor de Hervormden: Sjon Simon van der Dys en voor de Katholieken: Sjon Jan Lawrence. Sjon Jan was erg trots op zijn plaats vooraan en wanneer hij zijn begrafenistoespraak moest houden, nam hij een theatrale houding aan en met een handgebaar als van een toneelspeler lanceerde hij zijn invitatie aan de rouwenden, hem in paren te volgen. Sjon Jan was ook koorleider van de Sint Anna-kerk en ik hoor nog zijn, een beetje schelle, tenor zingen: ‘y con tanta gloria, el mundo se alegra y los ángeles cantan: Ave Gratia Plena!’ (en bij zoveel zaligheid, verheugt zich de wereld en zingen de Engelen: Ave Gratia Plena!). Ik geloof, dat dit op Kerstochtend gebeurde.
Toen ik al iets ouder was, hoorde ik bij de begrafenis van