| |
| |
| |
De mode in mijn tijd
Hebt u wel eens iets leukers gedaan dan een foto-album doorbladeren met foto's van zo ongeveer een halve eeuw geleden? Deze albums behoorden ongeveer vijftig jaar geleden tot de modegrillen. Soms van echt, soms van imitatieleer, nu eens van groen, dan weer van rood pluche, met metalen versieringen of ook wel met een spiegeltje op het voorblad, werden deze archieven gebruikt om er de portretten van familieleden en vrienden in te verzamelen. Hoewel men tegenwoordig meer fotografiezaken heeft en men zich meer laat fotograferen, hadden foto's vroeger een andere betekenis dan nu. Vanaf de tijd van de ‘Daguerrotype’ - fotografie op een metalen plaat, waarbij het beeld alleen te zien was door een weerkaatsing van het licht - tot die foto's, welke gemaakt werden op het glanzende ‘Aristo’-papier - een produkt dat vijftig jaar geleden als het nieuwste snufje beschouwd werd - speelden zij in het sociale leven een belangrijker rol dan tegenwoordig, hoezeer de moderne wetenschap ze ook mag hebben vervolmaakt.
Het verdwijnen van deze portret-archieven toont duidelijk, dat niemand meer enige waarde hecht aan het verzamelen van foto's van anderen. En wanneer nog foto's gemaakt worden, is het voornamelijk voor paspoorten of alleen maar om een afbeelding van de ‘kleine’ in ‘engelen-kostuumpje’, de jongen in zijn uniform op het internaat, of het oude mannetje, dat niet zo lang meer in ons midden zal zijn, ergens in een la te weten. Maar het bewaren van portretten van vrienden en vriendinnen, van groepen die aan een bepaalde kring doen terugdenken, of aan gebeurtenissen, die van beslissende betekenis waren in het leven, ook dit was een gewoonte, die niet meer bestaat, zo min
| |
| |
als de welgemeende vriendschap van vroeger, die geest van eensgezindheid, van hechte kameraadschap, die bijna intieme band, die onze gemeenschap bijeenhield en er één grote groep van maakte.
Daarom bestaat het album niet meer als instelling van maatschappelijk belang. Maar op de door de tijd geelgevlekte vellen vertellen de door de jaren verbleekte portretten geschiedenissen, verhalen en gebeurtenissen, die nu eens in onze ogen tranen doen opwellen, ons dan weer doen glimlachen en soms plotseling in een schaterlach doen uitschieten.
Ik herinner me nog uit de tijd, dat ik heel jong was, de mode van het valse haar voor de dames, toen door opvulling een voorgebergte op het hoofd ontstond, waarover het echte haar in fantastische vormen werd gedwongen. Ik heb vaak gespeeld met die bergen haar, die uit Parijs kwamen. Ik heb ook nog de eenvoudige haardrachten meegemaakt, waarbij het haar in een omvangrijke wrong achter in de nek bijeengehouden werd. Later kwam de zg. ‘pollina’, die ze ook ‘cerquillo’, d.i. rondje noemden. ‘Pollina’ was zonder twijfel welsprekender, omdat daarmee de lok werd aangeduid, die men dikwijls op het voorhoofd van de tedere telgen van de geduldige ezelin ziet. Deze ‘pollinas’ konden ook kant en klaar worden gekocht. Zoals dat met iedere mode-vorm gaat, zagen sommige vrouwen er aanbiddelijk mee uit, terwijl anderen er aanmerkelijk minder aantrekkelijk door werden. Zo kwamen er uit Frankrijk ook eens krullen en vlechten met een paar kammen voor het haar op het achterhoofd. Ik zal nooit mijn ontsteltenis vergeten, toen ik als jongen de valse krullen van een vrouw door de straat zag vliegen, terwijl zij op de vensterbank van haar huis zat, speciaal om met haar haartooi te pronken. Zij had de krullen om haar wijsvinger zitten winden en weer losgelaten, maar de import- | |
| |
krullen waren stug, lang gebogen als een houtkrul en weerspannig als een metalen veer. Ik herinner me dansavonden op de houten vloer van een tweede verdieping, waarbij op de maat van de dansmuziek de krullen van de vrouwen, die langs de muren van de zaal zaten, vervaarlijk meedansten.
Boven op die verschillende haartooien droeg men hoeden, die ons nu wel heel vreemd aandoen. Soms was het een plat ding met brede randen en een nogal lage bol, soms bestond het uit vleugeltjes, die op het bovenste puntje van het voorgebergte werden geplaatst. Andere hoofddeksels hadden brede randen met een grote hoeveelheid bloemen, vruchten, vogels of alle drie tegelijk, waaraan nog een breed lint van opzichtige zijde was toegevoegd. Wat de japonnen betreft, herinner ik me niet ooit crinolines te hebben zien dragen. Wel was de ‘polizón’ in mijn tijd nog in zwang. Crinolines vind ik niet lelijk, hoewel zij wel ongemakkelijk moeten zijn geweest; maar de ‘polizón’ heb ik nooit goed begrepen. Een bulkend kussen, door koordjes aan het middel vastgebonden, vergrootte het achtergedeelte van een vrouw en maakte het tot een soort zitplaats. Die dingen waren van stalen staafjes gemaakt, die met stof overtrokken en erg licht waren of zij bestonden uit een zak gevuld met watten of lappen en dan waren ze heel zwaar. En een dame voelde zich hevig gechoqueerd, wanneer men haar vertelde, dat haar ‘polizón’ was afgezakt. Ik heb het ook wel eens het ‘paquette inglés’, Engelse pakketje, horen noemen.
Verder was het de gewoonte om het middel zo in te rijgen in korsetten van ijzeren staafjes, dat het een minimale omvang kreeg. Ik weet gevallen, waarbij de kracht van een man werd ingezet om de bandjes van het korset zo samen te trekken, dat de gewenste wespentaille kon ontstaan. De mouwen van de japonnen waren een hoogst ingewikkelde zaak. Soms waren
| |
| |
ze bovenaan bol om bij de pols nauwtoelopend te eindigen, dan weer hadden zij de vorm van een schapepoot - zoals men ze ook wel noemde - of waren over de mouwen weer andere genaaid, die bijna tot op de knieën vielen; deze ‘dubbele mouwen’ vormden altijd een nachtmerrie voor kostuumnaaisters en huisnaaisters. De rokken, die nu eens onmatig breed waren, waren in een andere periode weer zo nauw, dat men ze ‘medio paso’ - halve stap - noemde, omdat er geen hele stap in kon worden gedaan. Ook hadden ze volants van het middel en in klokvorm in wel vier of vijf etages. Weer een andere keer werd van de hals tot op de schoenen voor versiering van voren een zeer lichtgekleurde stof gedragen, met veel en gevarieerde vormen, met aan weerszijden van boven tot beneden donkergekleurde stroken. Ik ben niet in het bezit van zo'n album met platen van rood of groen pluche, maar ik herinner me wel het laatste, dat ik gezien heb en waarin de geschiedenis van de klederdracht uit mijn tijd in de vergeelde afbeeldingen was vastgelegd. Zo belachelijk als ze nu lijkt, zo elegant vond men ze destijds.
Het volk ging niet zo gewillig met de modewijzigingen mee. Hoewel ik alleen de laatste dagen van de ‘saya koe yaki’, d.i. de rok en het jakje, heb gekend, weet ik dat dit de geliefde klederdracht in de slaventijd is geweest. Dit populaire kledingstuk bestond uit een lange klokrok en een jakje met lange, smalle mouwen en een recht, horizontaal decolleté, dat de schouders bijna bloot liet, en het jakje was zo kort, dat het iets boven het middel eindigde. Over de schouders werd, om de blootheid te bedekken, een doek gedragen, die gevouwen was in de vorm van een driehoek, waarvan het laagste punt midden op de rug viel; de andere twee uiteinden werden voor op de borst over elkaar geslagen en met een meer of minder kostbare
| |
| |
broche bij elkaar gehouden of eenvoudigweg aan elkaar vastgeknoopt.
De mode van het volk in mijn tijd bestond uit een jurk uit één stuk, het middel smaller dan de rest, gewoonlijk verder toegesnoerd met een gordel of sjerp. Als ik me goed herinner, werden de oude ‘yaki's’ bij bepaalde gelegenheden ook met korte of zonder mouwen gedragen. Maar de jurken hadden lange mouwen en een lange rok, waaronder bij festiviteiten verschillende stijfgesteven onderrokken gedragen werden, die over de grond sleepten en deze als het ware schoonveegden, waarbij een heerlijk ruisend geluid ontstond, tenminste in de oren van degene, die deze rokken droeg. Dit schurend geluid was zo doordringend, dat, wanneer een nachtmis reeds was begonnen, de vrouwen de kerk niet durfden binnenkomen en wanneer ze dit toch deden, de jurk wat optrokken, zodat de aandacht van de aanwezigen niet door het geritsel zou worden afgeleid. Maar bij andere gelegenheden lieten ze de rokken juist zoveel mogelijk ruisen en ritselen, zeker als ze dan van ieders aandacht waren.
De modes, die in die jaren de kleding van de vrouwen beinvloedden, gingen ongemerkt voorbij aan de grote massa, die jaren achtereen haar eigen gewoontes volgde. Maar ten slotte werd ook deze meegesleurd. De schelste en meest gevarieerde kleuren kwamen, de ‘perpoe’, een violetachtige kleur, die veel door het volk werd gedragen en radicale veranderingen werden aangebracht in de vrouwenkleding, één van de karakteristieken van ons volk.
Overal ter wereld is de kleding van de mannen minder onderhevig aan veranderingen. Toch herinner ik me de tijd, dat men graag een hoge hoed van grijs vilt droeg, soms van een soort dik haar, soms volkomen glad. Ook was er een zwarte
| |
| |
hoed met een heel hoge bol als een schoorsteen of met een heel lage bol en brede rand. Dan had men ze met rechte en met opgeslagen rand. Deze hoeden gingen jaren mee en het was grappig om tijdens begrafenissen of huwelijken - de enige gelegenheden waarbij ze gedragen werden - zo'n verzameling bijeen te zien van zo verschillend model en in zo verschillende tinten groen tengevolge van de ouderdom. De panama-hoeden werden veel gedragen en varieerden in vorm van zeer hoge en cilinderachtige bol met brede randen - deze werd in Columbia de ‘suaza’ genoemd - tot het hoedje met een uitermate kleine rand en een laag bolletje dat meer op een tortilla (Zuidamerikaanse pannekoek van maïs) leek.
De ‘camarita's’ van hard vilt, ook met een hoge, half-hoge of lage bol, kenmerkten elk een bepaald tijdperk. Tijdens mijn laatste bezoek aan Curaçao zag ik dat een enkeling nog zo'n hoed droeg en een vriend herinner ik me hierbij in het bijzonder; hij is onlangs gestorven en heeft een schat van vertellingen en herinneringen achtergelaten. Hij hield nog vast aan zijn ‘brecas’, een bepaald model schoenen, met aan weerskanten een elastiekje, onderbroeken, die bij de enkels vastgehouden werden door koordjes, en een zwarte ‘camarita’ met hoge bol. Moge hij in vrede rusten!
Wij droegen eerst de ‘brecas’ met elastiekjes, daarna met knopen en vervolgens die met veters. Dan waren er de dassen, vanaf de halsdoeken met Schotse figuren tot die pralerige weefsels, die, wanneer men de slippen over elkaar sloeg, een voorgebergte vormden voor een hoge open boord onder de kin en waarop in het midden een waardevolle speld met kostbare stenen werd vastgestoken. Men meende, dat hiermee het summum van elegantie bereikt was. Hoge boorden waren erg populair. Je kon ook namaak kopen, van celluloid, van een samenge- | |
| |
perste massa, die ‘litolin’ werd genoemd en zelfs van papier. Ik herinner me een jeugdvriend, die al op heel jonge leeftijd de fat uithing en een oude vrouw, die bij ons in huis woonde en die een grote collectie van deze boorden had, die ze een voor een aan hem van de hand deed, voor een cent per stuk.
Ik zal nooit de aankomst van een vriend uit New York vergeten, die de mode van nauwsluitende broeken invoerde. Zij waren zo nauw, dat ze als een hoes over het been getrokken werden en duidelijk de vorm ervan deden uitkomen. Men moest die broeken aan- en uittrekken zonder schoenen aan zijn voeten. Daarna kwamen weer half-wijde broeken en wijde, die ook weer uit de mode raakten. Onlangs werden ze opniéuw ingevoerd onder de naam ‘baloon’, ballonvormig. Wandelstokken en ‘reeds’, het Nederlandse ‘rietje’, waren in rijk gevarieerde soorten te koop. De benen kruisen en op de wandelstok leunen gaven een houding van weergaloze elegantie en een dunne wandelstok meedragen en deze handig tussen de vingers op het ritme van de stappen bewegen, werd ook als elegant en à la mode beschouwd.
Ongetwijfeld heeft het portrettenalbum, de vergeten collectie in het rood- of groenkleurige archief met verguld lofwerk en een spiegeltje er boven op, het meest getrouw de geschiedenis van de mode bewaard en dat album moeten we ter hand nemen om de herinneringen op te roepen, die met het verstrijken van de jaren uitgewist dreigen te raken. Want hoeveel dingen kunnen die verbleekte beelden, die elke dag verder door de tijd vervaagd worden, ons in hun stomme taal niet vertellen!
|
|