een roedia (letterlijk is dit in het Papiamento een knie) of wel een opgerold stuk goed op de lenzoe en daarboven een grote mand (makoetoe) met de koopwaar er in, zo zag je die energieke vrouwen met grote, snelle en ritmische passen vier tot vijf uren lopen naar de plaats van bestemming. Zij hielden hun lichamen in evenwicht door een golvende beweging, waardoor de heupen energiek van links naar rechts zwaaiden, terwijl de armen bezig bleven de zware mand, die aan het hoofd van de draagster leek vastgeklonken, in volmaakte balans te houden. En ondanks dit alles bleef de lenzoe haar strenge lijnen behouden.
Daarentegen leek het of de wijze, waarop de vrouwen van Martinique de hoofddoeken droegen, door de Franse geest was beïnvloed. Die was van een zo artistieke ongegeneerdheid, een zo aantrekkelijke onstuimigheid, dat je op het eerste gezicht moest denken aan een volkomen ongedisciplineerd temperament, wars van iedere vorm van conventie, maar geladen met emotionaliteit en kunstzinnig gevoel. De manier, waarop daar de hoofddoek werd vastgemaakt, was volkomen tegengesteld aan die, waarop dat op Curaçao werd gedaan. Er bestond op Martinique geen enkele lijn; nu eens was ze geknoopt, dan weer gestrikt; de vorm hoefde niet precies aan de schedel aangepast te zijn, maar stond of wel bol of strakker dan bij ons en het geheel lag niet met de twee punten op de rug, maar stak in de lucht als twee bliksemafleiders, twee vaandels, twee helgekleurde speren. Dit was een omwenteling op het gebied van de lenzoe di cabez.
Die hoofddoeken van Madras-linnen werden mettertijd vervangen door andere goedkopere stoffen, niet meer van in India geweven gekleurde draden, maar in Engeland bedrukte katoen. En daarmee begon het verval van deze hoofdtooi. Toen