Antilliaanse Cahiers. Jaargang 3(1957-1959)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] XX Bij hem is hartstocht liefde. intrigueloos en schoon. zoals zijn heden, fier aan zijn gebrandmerkt lijf. minnen is voor hem opgaan in natuurlijk-zijn. zoals de steen die mint opgaat in de drift van water. leven is voor hem de felheid van de zon voelen en koelen in de koelte van de nacht. Zijn God: een rivierbed een boomstam of een krater. hij aanbidt Hem in 't goddelijke schitter-kleed van al zijn naaktheid. alleen de oermens kan dit schone zo intens beleven. in al zijn on- bedorvenheid: hij, naief, kinderlijk, en argeloos en schaamteloos. Vorige Volgende