Antilliaanse Cahiers. Jaargang 3(1957-1959)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XIX Te gaan naar waar de neger in zijn ruige reinheid mint, is onmogelijk ondoenlijk. want hij mint altijd en mint ook overal. de wiekslag van de gier een waterval in witte accoorden. de olifant, de mier, het grijnzen van de morgen. hij mint ze allemaal. en mint zoals alleen dit ras kan minnen. belangeloos. de bloem de zon de aarde belangeloos. nimmer doodt hij ook het schone in de dingen dat hij in zijn ruigheid mint. Vorige Volgende