Antilliaanse Cahiers. Jaargang 3(1957-1959)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] XXI Wacht, hier offeren de negers aan de goden die leven steeds in hen; die zwart zijn lijk hun eigen hart: zie ze dragen al de offerwaren op de eelten van hun grote handen. hun goden zijn beulen. brengers van de stromen, stormen, donder en bliksem. maar ook vaders die oogsten brengen op velden van mais, van kalabassen, van katoen. Wie God tracht te begrijpen is een ketter en ook God-verlaten goddeloos; wie God wil kennen ook. De neger tracht geen God te kennen, te begrijpen. hij is zo vol, zo vol van God. de beul en vader. iets meer vader. Vorige Volgende