| |
De Papiamentse Beweging
Tenslotte rest ons nog een karakteristiek te geven van een beweging, die, zo niet in aesthetisch opzicht, dan toch in haar algemene culturele betekenis, de vorige twee generaties in belangrijkheid evenaart, zo niet overtreft. Wij spreken over de Papiamentse Beweging. Zij vertoont in vele opzichten een constellatie analoog aan die van de vorige twee bewegingen, de Spaans-romantische en de Nederlands-surrealistische. Wij worden ook hier weer getroffen door een overheersen van het aantal dichters boven dat der prozaïsten. Wij zouden hier bepaald van een melkweg van dichters kunnen spreken, waarmede wij tevens te kennen geven, dat de afzonderlijke figuren zich niet of nauwelijks laten onderscheiden. Het is eenvoudig een onmogelijkheid om alle namen te noemen. Ik zal mij bepalen tot het even aanstippen of, zo men wil, aantippen van de meest bekende.
In de eerste plaats komt hiervoor in aanmerking de nestor van onze literatuur, W.M. Hoyer, die kortgeleden zijn negen- | |
| |
tigste verjaardag heeft gevierd; hij heeft een groot gedeelte van dit lange leven gewijd aan de geschiedenis en taal- en letterkunde van zijn gehoorte-eiland. Pater Poiesz O.P. neemt een belangrijke plaats in onder de literatoren, die hebben bijgedragen tot de vorming van een stichtelijke poëzie in de Antillen. Onder de voorvechters van het ‘papiamentu’, om in dit gezelschap de juiste spelling te gebruiken, behoren Emilio Lopez Henriquez en Enrique Goilo. De hier genoemden behoren tot de figuren, die zich reeds voor de tweede en, wat de eerste twee betreft, zelfs voor de eerste wereldoorlog hebben laten gelden. Van de jongeren zou ik hier willen vermelden: Charles Boom, die zeer ongelijk is, maar die toch maar een juweeltje van een gedicht op zijn naam heeft staan (Duda); Nicolás Piña, bijgenaamd de ‘woelige’ vanwege zijn zuidelijk temperament, een figuur van wie wij in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid nog veel zullen horen, en last not least R.A. de Rooy, die zowel in het Nederlands als in het papiament een opmerkenswaardig verstechnisch vermogen bezit. Ik moge hier een gedicht van hem overschrijven in zijn eigen Nederlandse versie:
| |
Kortstondig
Geluk hangt zuiver in de blauwe morgen
tot elke overdaad van lach en lied bereid
maar wie ontheft ons van de strakke zorgen
van alle tranen in de nacht geschreid.
Om huiverend en vleugellicht gerezen
buiten de grens van wat ons Noodlot heet
zo diep te minnen tot het hart vergeet
dat slechts de dood ons eeuwig zal genezen.
Zie hoe het wegvliedt buiten ons bereiken
- een witte vogel in de gouden lucht -
die al te schuw niet bij ons neer wil strijken,
ons meevoert op zijn steile vlucht.
| |
| |
De meeste van deze dichters behoren, evenals wij hebben kunnen constateren met de exponenten van de Spaanse school, eerder tot de dichterlijke naturen dan tot de dichters bij de gratie Gods. Een uitzondering hierop vormt zonder twijfel Pierre Lauffer, naar mijn inzicht de belangrijkste onder de levende Curaçaose dichters. Een merkwaardige artist met zijn ronde Indianenkop, maar in zover in het geheel geen Indiaan, geen aanverwant van Montezuma of Atahualpa, dat bij je altijd met een brede, zonnige glimlach tegemoetkomt! Hij heeft, behalve de lyriek, of zo men wil de gitariek, zowat alle genres van Curaçaose literatuur, zowel in poëzie als proza, beoefend. Zijn verzen zijn gedeeltelijk gebundeld (‘Patria’, zonder vermelding van uitgever of jaartal); zij zijn het sterkst waar, openlijk of verhuld, een sociale preoccupatie zich uitspreekt. Ik moge hier twee van deze verzen laten volgen in de vertaling van schrijver dezes.
| |
De slaaf spreekt
Ik had geen leven, ik ga de dood in.
Hoe vin-je de wonden op mijn rug?
Hoe vin-je dat ik aan alle kanten bloed?
Geen ogenblik was ik veilig in je handen
Zonder reden sloeg je mij in het gezicht,
Je hebt mij gestriemd met de karwats.
Je hebt mij gesleurd over de barre grond.
Het dagelijks voedsel heb je mij onthouden.
Wees tevreden. Je hebt je doel bereikt.
Nog één minuut en ik barst en sterf.
Maar de geschiedenis is nog lang niet uit.
De rekening wordt ingediend,
| |
| |
| |
Bestaat er iets heerlijkers?
Bestaal er iets heerlijkers
Iets heerlijken dan zorgeloos bedenken
wat alleen waar kan gebeuren
Bestaal er iels heerlijkers
dat je straks terug moet keren
in een wereld vol droefenis
van waarheid en bitterheid
De moeders tobben zich af
De haan kraait voor de derde maal
Alvorens het gebied van de papiamentse poëzie te verlaten, dienen wij er op te wijzen, dat de papiamentse verzen van de oude en jonge Corsen hier uiteraard ook deel van uitmaken. De verzen van de oude Corsen behoren tot het beste van deze poëzie, terwijl die van de jonge Corsen de Weense ‘süszigkeit’ van de Curaçaose walsen bezit.
Het papiaments proza draagt in het algemeen een populair karakter, waardoor het terecht als een voortzetting van de volksliteratuur zou kunnen worden beschouwd. Verschillende schrijvers zou men willekeurig, al naar de eisen van het ogenblik, kunnen behandelen, zowel onder de volksliteratuur als hier ter plaatse onder het populaire kunstproza. Ik hoef maar te wijzen op Tuyuchi en Oscar van Kampen, de representatieve
| |
| |
beoefenaars van de Curaçaose dialoog. Tot de romanciers, die naam hebben gemaakt, behoren W. Kroon (‘Oude Liefde roest niet’), Suriel (‘Zondige Vrouw’), en Nita, die niet alleen novellen heeft geschreven, maar zich vooral heeft doen kennen door de scherpe pen van zijn pamfletten. Als roman zijn deze werken in het algemeen niet uitzonderlijk geslaagd. De compositie van de roman vereist een intellectueel niveau, dat bij ons vooralsnog niet bestaat. Deze romans worden voornamelijk gedragen door de uitstekende fragmenten, die er in voorkomen. Het is nu eenmaal niet anders. Waar wij ons proza kunnen appreciëren, daar betreft het toch in de eerste plaats korte schetsen, novellen en romanfragmenten, kortom creaties, die tussen poëzie en proza instaan. Tip Marugg, die wij reeds in het gezelschap van de dichters in ‘De Stoep’ hebben aangetroffen, vertegenwoordigt ook in het Papiaments het surrealisme.
Het werk van de jongere auteurs vindt men, behalve in de plaatselijke bladen, toch vooral in het tijdschrift ‘Simadan’. Dit tijdschrift is bij uitstek karakteristiek voor de Curaçaose cultuur. Het is ogenschijnlijk bedoeld als periodiek wraarin uitsluitend papiamentse bijdragen worden opgenomen. Het heet dan ook ‘Simadan’, het Bonairiaans-papiamentse woord voor ‘oogstfeest’. In werkelijkheid is het gebouwd op de grondslag van mystificatie. Het is een masker-tijdschrift par excellence! Achter het masker van de taalpreferende verschuilen zich de meest uiteenlopende doelstellingen. Wel kunnen wij enkele medewerkers noemen, wie het voornamelijk te doen is om een voorkeur voor het papiaments, maar de meesten hebben geheel andere bedoelingen. Sommigen gaat het om de bestrijding van ‘De Stoep’, als aesthetisch of alleen maar als surrealistisch literair orgaan. Anderen streven de intellectuele
| |
| |
zelfwerkzaamheid na, op cultureel of sociaal gebied. Wij hebben reeds herhaalde malen gewezen op de neiging tot mystificatie bij onze auteurs. Dit tijdschrift onthult de wezenlijke betekenis ervan. Er bestaan talrijke redenen voor letterkundige vervalsingen en vermommingen: wraakzucht en winstbejag, maar ook schuchterheid en vrees. Naar mijn opvatting moet men het grote aantal pseudoniemen en pastiches vooral aan een typische vorm van schuchterheid toeschrijven. De Curaçaose auteur snakt naar zelfbevestiging, maar huivert er tegelijk ook voor, vanwege een zekere intellectuele onzekerheid, die men telkens weer bij hem aantreft. De mystificatie is een gevolg van de poging om deze twee tegenstrijdige neigingen tot haar recht te doen komen. Dit is uiteraard een hachelijke onderneming. Ik voor mij koester ook hier de meeste waardering voor de auteurs, die de moed weten op te brengen om in alle eenvoud hun ware aard te tonen; ik meen dan ook ter typering van de Papiamentse groep niet beter te kunnen doen dan een van de Curaçaose herinneringen van Jules de Palm hier te laten volgen, zoals zij door hemzelf in het Nederlands is vastgelegd. De bekoring ervan, meen ik, moet worden gezocht in de vervanging van het romantische pathos, waartoe onze schrijvers zich zo makkelijk laten verleiden, door een realistische ironie, die m.i. veel meer de eigen aard van onze mensen karakteriseert.
|
|