| |
| |
| |
Verantwoording van de editie van de muziek
De notatie van de melodieën is afkomstig uit uiteenlopende bronnen, waarin verschillende typen notatie zijn gebruikt: mensurale notatie in sommige liedboeken en in meerstemmige muziek, ongemensureerde notatie in een enkel gedrukt liedboek (met name het Devoot ende profitelijck boecxken) en in handschriften, en verder instrumentale notaties, in het bijzonder luiten citertabulaturen. We hebben gestreefd naar een uniform notenbeeld, gebruikelijk voor eenstemmige vocale melodieën. De ongeritmiseerde muziek hebben we van een ritme voorzien, waarbij soms inspiratie kon worden opgedaan bij mensurale versies van de melodie. Bij de meerstemmige en instrumentale muziek moesten er soms aanpassingen worden gedaan om de melodie geschikt te maken voor eenstemmig vocaal gebruik, zoals we dat in het Antwerps Liedboek veronderstellen. Soms is er sprake van reconstructie, bijvoorbeeld wanneer in meerstemmige muziek herhalingen zijn weggelaten of in intavolaties typisch instrumentale figuratie.
Al deze ingrepen zijn hieronder lied voor lied verantwoord in een kritisch bericht, evenals de verbetering van kennelijke schrijf- en drukfouten. Bij melodieën uit de Souterliedekens is steeds de uitgave gebruikt die bekend staat als 1540b. Een facsimile en transcriptie vindt men op de cd-rom bij het Repertorium 2001, waarvan we doorgaans de verbeteringen hebben gevolgd die berusten op vergelijking met andere bronnen. In het algemeen vindt men de bron die voor een melodie is gebruikt onderaan de muzieknotatie in het editiedeel, aangeduid met een afkorting of siglum. Dit wordt verklaard in de ‘Geraadpleegde bronnen’ op p. 553. De bron wordt ook steeds in de commentaar van het betreffende lied vermeld.
Bij de uitgave hebben we een aantal editieprincipes gehanteerd die hieronder worden beschreven. Daarbij zijn noodgedwongen tal van musicologische begrippen, onder meer uit de historische notatiekunde gebezigd. Een eenvoudig te raadplegen, bondig overzicht van de belangrijkste principes, met aanwijzingen voor de praktische omgang met de notatie, vindt men in de ‘Aanwijzingen voor de zanger’ (p. 525).
| |
| |
| |
Editieprincipes
- | De melodieën zijn door ons op de oorspronkelijke toonhoogte van de bron genoteerd, maar kunnen uiteraard naar believen worden getransponeerd en geoctaveerd. De oorspronkelijke sleutels hebben we vervangen door moderne. |
- | Tenzij anders aangegeven zijn de oorspronkelijke notenwaarden gehalveerd (‘gereduceerd’). Een semibrevis (hele noot) uit de bron bijvoorbeeld is in de editie weergegeven als een halve noot. Daarmee volgen we eerdere uitgaven van melodieën voor het Antwerps Liedboek, waarbij is gestreefd naar aansluiting bij de gangbare notatie van volksliederen. |
- | De afgedrukte mensuurtekens (maataanduidingen) zijn steeds conform de bron. |
- | Er zijn geen maatstrepen aangebracht, in enkele gevallen wel mensuurstreepjes. |
- | Color is niet aangegeven. |
- | Muzikale herhalingen met nieuwe tekst, met name aan het begin van liederen, zijn stilzwijgend uitgeschreven. |
- | Facultatieve herhalingen (met herhaalde tekst) zijn met gewone herhalingstekens aangegeven; in het kritisch bericht is steeds aangegeven hoe de herhalingen in de bron zijn genoteerd. Dit geldt in het bijzonder voor herhalingen in de Souterliedekens, aangeduid door fermates en signa congruentiae, die in eerdere edities doorgaans zijn genegeerd. |
- | Tekst- en melodiefragmenten die niet in het Antwerps Liedboek resp. niet in de muzikale bron staan, zijn tussen vierkante haken geplaatst. |
- | In de oude bronnen zijn niet alle mollen en kruisen genoteerd waar ze wel gezongen werden. Een niet-genoteerde verhoging of verlaging is in de editie aangegeven met een kruis, mol of herstellingsteken boven de betreffende noot. De door ons toegevoegde mollen zijn ingegeven door theoretische regels ter vermijding van de overmatige kwart, de kruisen door regels omtrent cadensen in polyfone of harmonische context. In twijfelgevallen is de accidentie tussen haakjes gezet, boven de noot. |
- | Als een noot uit de bron door ons is gesplitst omdat er te veel lettergrepen zijn in de tekst van het Antwerps Liedboek, hebben we dat in de uitgave aangegeven met een stippelboog. Dat wil zeggen, de stippelboog geeft dan aan welke noten in de uitgave bij elkaar één noot in de bron vormen. Dit heeft vooral een praktische intentie: zo kan de zanger zich voor de tekstplaatsing van volgende strofen van een lied oriënteren op de tekstplaatsing in de bron en is hij niet aangewezen op onze (subjectieve) tekstplaatsing van de eerste strofe van de tekst uit het Antwerps Liedboek. |
- | Wanneer een noot in de bron gesplitst lijkt te zijn ten behoeve van een
|
| |
| |
| teveel aan lettergrepen in de tekst aldaar, hebben we dat meestal niet in de transcriptie weergegeven. Wanneer dat toch dienstig bleek, hebben we de gesplitste noten onder een stippelboog gebracht. Stippelbogen dienen zo vooral om de (hypothetische) normtekstplaatsing te laten zien, bij een regelmatig alternerend heffingenpatroon zonder overtollige of ontbrekende lettergrepen. |
- | Wanneer een opmaat of een andere beginnoot is toegevoegd omdat de tekst van de eerste strofe dat vereist, is de betreffende noot tussen haakjes geplaatst. |
- | Wanneer er in het Antwerps Liedboek geen lettergreep beschikbaar is voor de opmaat of andere beginnoot in de originele melodie, hebben we die noot tussen haakjes afgedrukt, zonder tekst. |
- | Woorden die eindigen op een stomme -e (bv. ende, herte, hoope) kunnen bij de tekstplaatsing vaak op twee manieren worden behandeld. De -e kan een eigen noot krijgen of juist worden genegeerd, zodat het gehele woord één lettergreep krijgt en dus op één noot past (end, hert, hoop). In het laatste geval hebben we het woord uitgeschreven zoals het in het Antwerps Liedboek staat, dus met de stomme -e, maar het slecht één noot gegeven. De zanger kan dan kiezen of hij de stomme -e uitspreekt of negeert, dan wel iets daartussenin produceert. In zestiende-eeuwse bronnen ziet men beide mogelijkheden toegepast. |
| |
Kritisch bericht
De onderstaande nummers zijn die van de liederen in de editie. De melodische frasen zijn ook met nummers aangeduid. De frasenummering correspondeert met die van de tekstverzen. Elke frase heeft in de editie zijn eigen notenbalk gekregen. De nummering van de frasen volgt dus uit de opmaak.
1 |
De herhaling is in de bron aangegeven met een fermate op de beginnoot g van frase 5. |
2 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
4 |
Reconstructie van de melodie naar de tenor van Obrecht, en wel naar de eerste presentatie daarvan in tempus imperfectum diminutum. De lange rusten uit de meerstemmige zetting zijn sterk verkort. Een gedeeltelijke melodische herhaling van frase 2 is weggelaten. De frasen 1 en 2 van deze vijfregelige melodie hebben we herhaald ten behoeve van de reconstructie met acht tekstverzen. Tussen de frasen 4 en 5 is de derde frase nog eens herhaald. Onze reconstructie is dus weer te geven als 12123435. |
7 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
| |
| |
9 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
10 |
Oorspronkelijke notenwaarden gevierendeeld. |
13 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De eerste vijf noten van frase 2 zijn in de bron een kwint lager genoteerd; door ons hersteld naar analogie van Duitse versies van de melodie, vgl. Böhme 1877, p. 578. |
14 |
Tekstherhaling in frasen 3-4 conform de bron. De tekst tussen haken kan eventueel weggelaten worden, omdat het de tekstering van een melisme betreft. |
15 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
18 |
De eerste balk heeft in de bron geen voorteken; de b′ in de eerste frase is een bes′ causa necessitatis (omdat anders een tritonus zou optreden). Niet opgenomen zijn de fermates op de slotnoten van frases 3 (e′), 4 (f′), 5 (e′) en halverwege vers 6 (f′, eerste vruecht). De muzikale herhaling van vers 6 (welk vers we op twee balken hebben genoteerd, balken 6-7) is aangegeven met een signum congruentiae onder de beginnoot f′. De tekstherhaling in de laatste frase is conform het souterliedeken. |
19 |
In bron f′ in plaats van e′ in frase 2. De tekstherhaling na frase 4 is conform het souterliedeken. |
25 |
De tekstplaatsing in de bron legt de scheiding van de verzen/frasen 5 en 6 tussen de c′ en de b, zoals in de editie wordt gesuggereerd. In de eerste strofe van het Antwerpse lied is dat evenwel niet te realiseren door een teveel aan lettergrepen in het laatste vers, zodat we bij wijze van uitzondering de tekstverzen niet konden laten samenvallen met de muzikale frasen/ notenbalken. In volgende strofen kan de door de opmaak gesuggereerde frasering moeiteloos worden gerealiseerd. |
27 |
Melismen in de bron zijn niet steeds weergegeven. De melisme op mey in frase 1 conform het DEPB, nr. 143. Frasen 5 en 6 beginnen in de bron beide met vier e's, elke met een lettergreep: in reductie een kwart en drie achtsten. |
29 |
De meeste rusten uit het polyfone origineel zijn weggelaten. Slotnoot f van frase 4 is in het origineel tweemaal zo lang. |
30 |
Geritmiseerd. |
35 |
Maatwisselingen genormaliseerd, onder meer door vooraan frase 3 een doorgestreepte c en een kwartrust toe te voegen. |
36 |
De tekstplaatsing in de bron is niet overal duidelijk en kon niet steeds weergegeven worden. Frase 1 kon wel conform de bron worden weergegeven, frase 3 hebben we moeten aanpassen. |
40 |
De gepunteerde kwartnoten bes′ in frases 1 en 3 bestaan in de bron uit drie geteksteerde achtsten. Alleen in de slotstrofe van al 40 worden deze gerealiseerd. De herhaling aan het slot is in de bron aangegeven met een signum congruentiae op de eerste noot van frase 7. |
| |
| |
44 |
Na de slot-a′ van frase 2 staat in de bron een f′ met een signum congruentiae, waarna een herhalingsteken volgt. De f′ is hier geïnterpreteerd als een aanwijzing om zonder rust terug te gaan naar het begin. De a′ aan het einde van frase 4 hebben we in lengte verdubbeld. |
45 |
De achtstenoot c′ in frase 2 is in de bron een a. |
47 |
In de bron heeft de melodie slechts vier frasen. We hebben deze hier tweemaal herhaald en daarbij frase 9 vervangen door frase 9 van Souterliedeken 2. Zie de commentaar bij al 48. |
49 |
Voor de frasen 7 en 8 geeft de bron geen muziek; deze is kennelijk een herhaling van de frasen 5 en 6. |
50 |
De herhaling aan het slot is de bron aangegeven met een signum congruentiae onder de eerste noot van frase 7. |
52 |
Zie al 4. Hier is Obrechts proportie gevolgd, die slechts vier frasen heeft. Om de acht tekstregels daarop te passen hebben we de eerste twee muziekfrasen herhaald, en evenzo de derde en de vierde frase. Daarbij is de muziek van het zesde vers (dat is Obrechts vierde muzikale frase) aan het slot veranderd naar het voorbeeld van de versie in tweedelige maat. Zo ontstaat een ouvert-clos constructie. De vierde frase is in de tweedelige versie de ouvert, en in de proportie de clos. |
54 |
Tussen de vierkante haken vier toegevoegde muzikale frasen (frasen 8-11). Zie verder de commentaar. |
55 |
De herhaling aan het slot is in de bron aangegeven met een signum congruentiae onder de eerste noot van frase 5. |
56 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
60 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
61 |
Tekstherhalingen conform het souterliedeken. |
62 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
64 |
De tekstplaatsing bij de melismen is in de bron niet geheel duidelijk. |
66 |
Laatste frase aangevuld naar Ms. Parijs, Bibl. Nat., fr. 12744, fol. 5v-6r. |
67 |
Slotnoot in bron e′ in plaats van d′. |
70 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. In de tweede frase staat bij de eerste g een mol op de hoogte van de b. Mogelijk heeft deze betrekking op de b aan het einde van de tweede frase, die in de bron echter op een nieuwe regel staat. In de laatste frasen zijn geen mollen genoteerd. |
71 |
De originele notenwaarden zijn aangehouden. |
72 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. In het melisme van de frasen 1, 3 en 7 staat telkens op de eerste c′ een cephalicus (een dalend liquescerende neum), door ons weergegeven als twee achtstenoten c′ en b. |
73 |
De halve noot d′ (op weet) in frase 3 is in de bron gesplitst. De rust aan het begin van frase 4 is in de bron tweemaal zo lang. De gereconstrueerde muziek van de laatste frase is een herhaling van frase 3. |
| |
| |
74 |
In plaats van de b in de frasen 2 en 4 staat in de bron een g, hoewel de custos een b suggereert. Hersteld conform Souterliedekens 1540a, Clemens en frase 8. |
75 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. In de bron komt geen enkele mol voor. |
76 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. In frase 1 is de tweede g een dubbele punctus, evenzo in de frase 5. |
77 |
De slottoon is in de bron een toon te hoog genoteerd. |
79 |
Eerste noot van frase 2 in bron e′ in plaats van d′. |
81 |
De melodie is een reconstructie van de verloren geraakte tenor uit de andere drie bewaard gebleven partijen van dit Grasliedlin. Het vierstemmige resultaat hebben we afgedrukt in de commentaar. De slotnoot van frase 3 zou contrapuntisch gezien ook een f kunnen zijn i.p.v. een a. De a is echter in overeenstemming met de luitzetting van Fabritius van deze melodie, en voorkomt tevens twee opeenvolgende gelijke cadenstonen. In de eerste frase van de eenstemmige versie hebben we twee noten d′ uit de gereconstrueerde tenor weggelaten; in het Duitse lied heeft het eerste vers een heffing meer dan in het Nederlands. Enkele lange noten en rusten uit de polyfone zetting zijn voor de eenstemmige weergave verkort. |
83 |
Voorafgaand aan de eerste noot van frase 2 staat in de bron nog een gesyncopeerde halve noot d′, in reductie: |
sprach sich meis - ter Hil - te - brant
|
Dit is kennelijk gedaan ten behoeve van de metrisch overtollige lettergreep sich die in het Nederlands ontbreekt. Ook in de meeste andere strofen is die lettergreep niet nodig, zodat we hem in onze weergave structureel hebben weggelaten.
Tussen de verzen 7 en 8 staat in de Duitse bron de uitroep: |
|
Deze komt in geen enkele Nederlandse versie van het lied of van een contrafact voor; daarom hebben we deze weggelaten. |
85 |
De cesuur tussen de frasen 6 en 7 is ondubbelzinnig ná de slotnoot d′, hier gebonden aan de f′ op mi. De slotnoot d′ is in de bron, na reductie, |
| |
| |
|
een halve noot, maar die hebben we hier tot een kwart verkort in verband met de door ons toegevoegde opmaat van frase 7. In de tweede strofe is de situatie ‘normaal’: de overbinding vervalt en er is geen opmaat. |
86 |
Noot f in frase 6 is in bron e. Aangepast op grond van Souterliedekens 1540a en Clemens. Herhaling aan het einde op grond van signum congruentiae aan begin frase 7. |
87 |
Notenwaarden niet gereduceerd (l = semibrevis = hele noot). De afwisseling tussen drie- en vierdelige maten, door ons aangegeven met mensuurstreepjes, kan worden afgeleid uit de akkoorden en vingerzettingen in de luitzetting die als bron fungeerde. De maataanduidingen in de bron geven deze wisselingen slechts globaal aan. De doorgestreepte c's in de frasen 4 en 6 staan in de bron vooraan de frasen; om verwarring te voorkomen hebben we ze naar achteren verschoven, naar de plaats waar ze van toepassing zijn. De herhaling van de eerste twee frasen staat in de luitzetting uitgeschreven. De melodie ligt er in de sopraan. De slotnoten b en c′ van de frasen 4 en 6 zijn echter opgenomen in akkoorden met hogere noten; deze melodienoten zijn gereconstrueerd op grond van de versie van de melodie in Theodotus 1638, p. 702. |
88 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De noten op co- in frase 1 en -bo- in frase 3 zijn in de bron dubbele punctae. De d aan het begin van frase 3 ontbreekt in de bron, die op deze plaats dezelfde tekst heeft als het al - kennelijk omdat in de eerste strofe deze frase met een zware in plaats van een lichte lettergreep begint. In volgende strofen zal de d ongetwijfeld wel gezongen zijn, conform frase 1. |
91 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
92 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De toegevoegde mensuurtekens zijn conform Souterliedeken 86. |
93 |
Noot a in frase 2 in bron g; aangepast volgens Souterliedekens 1540a en Clemens. De overeenkomstige noot in frase 4 volgt uit herhalingstekens voor de eerste twee frasen. |
94 |
De cesuur tussen de frasen 1 en 2 resp. 3 en 4 conform de tekstplaatsing in de meerstemmige zetting van Souliaert in Susato's Tweetste Boexcken (1551), nr. 25. Zo ook de tekstplaatsing in frase 5. Accidentie in frase 6 conform Fruytiers, Ecclesiasticus 1565, nr. 69. |
96 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
99 |
Eerste noot van frase 1 en 3 (f′) in bron consequent onderverdeeld in twee kwarten (in reductie). Kwart rust voor frase 6 ontbreekt in de bron. De slotnoot e′ van frase 6 heeft in de bron een fermate, die wij hebben weggelaten. |
100 |
Melodie en tekst van het souterliedeken suggereren dat de tekst van vers 7 moet worden herhaald. |
| |
| |
101 |
In de bron ontbreekt in vers 7 de a. Tekstplaatsing in het slotmelisme van vers 8 conform Souterliedekens 1540a en Clemens. |
102 |
De eerste drie (kwart)noten van frase 1 zijn in de bron f-fen; in alle andere bronnen zijn het g's. De mol in frase 4 staat in de andere geraadpleegde drukken later in de frase, voor de tweede b. De herhaling aan het einde van de melodie is in de bron aangegeven met een signum congruentiae aan het begin van frase 8. |
104 |
Splitsingen en overbindingen t.o.v. de originele tekstplaatsing zijn hier niet allemaal weergegeven. |
105 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. Overbindingen t.o.v de originele tekstplaatsing zijn hier niet allemaal weergegeven. Het melisme in frasen 2 en 4 begint in de bron met g-d i.p.v. d-g; vermoedelijk is een stijgende neum voor een dalende aangezien, want het verder gelijke melisme in frase 8 heeft wel de stijgende neum d-g, hetgeen correspondeert met versies in andere bronnen. |
107 |
Vooraan frase 3 hebben we een rust ingelast die in de bron mogelijk onder invloed van het herhalingsteken aldaar is weggevallen. Deze halve noot rust wordt in de eerste strofe tot een kwart ingekort in verband met een voor het volgende vers noodzakelijke opmaat. In Casteleyns notatie ontbreekt een aanwijzing voor de muzikale herhaling van de tweede helft van frase 5, die in het Antwerpse lied onontbeerlijk is. Voor Casteleyn was er geen rijmdwang om de frase te herhalen doordat bij hem het (slot-)rijm van frase 5 terugkomt in een kettingrijm aan het begin van frase 7. In het Antwerpse lied ontbreekt zo'n kettingrijm. |
109 |
Geritmiseerd en rust toegevoegd. Overbindingen t.o.v. de originele tekstplaatsing zijn hier niet allemaal weergegeven. |
110 |
In vers 9 staat in de bron als voorlaatste noot een g′ i.p.v. een a′. |
113 |
Uitgegaan is van een citer gestemd a-g-d′-e′. |
114 |
De herhaling van de laatste twee frasen is in de bron aangegeven met een signum congruentiae. |
115 |
In frase 2 is de g′ in de druk 1540b een a′, in tegenstelling tot andere drukken van de Souterliedekens. |
122 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
127 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
128 |
De herhaling aan het einde is in de bron aangegeven met een fermate op de eerste noot van frase 8. |
129 |
In de bron staat de melodie vanaf frase 5 een kwint te hoog genoteerd. Dit wordt veroorzaakt door een verkeerde plaatsing van de sleutel. Andere bronnen van de melodie maken duidelijk dat het om een vergissing moet gaan. |
| |
| |
130 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. Tekstherhaling in het melisme in frase 4 naar analogie met de bron. |
132 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De tweede noot in frase 4 is in de bron een b, hoewel in frase 8 op de overeenkomstige plaats een c′ staat. |
133 |
De tekstherhaling aan het einde is overeenkomstig het souterliedeken. |
138 |
De herhaling aan het einde is in de bron aangegeven met een signum congruentiae op de eerste noot van frase 4. |
139 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De tonen d-e-f in frase 1 staan in de bron een toon lager genoteerd. |
141 |
In frase 6 staat in de bron i.p.v. d′ een e′. |
142 |
De herhaling aan het einde is in de bron aangegeven met een signum congruentiae op de eerste noot van frase 7. |
147 |
De herhaling aan het einde is in de bron aangegeven met een signum congruentiae op de eerste noot van frase 6. |
149 |
Notenwaarden gevierendeeld. Het originele mensuurteken geeft het tempus imperfectum cum prolatione perfecta aan, wat in deze reductie overeenkomt met een 6/8 maat. |
150 |
Notenwaarden gevierendeeld. Slotnoot van frase 7 gehalveerd. Halverwege frase 8, tussen de twee halfzinnen in, anderhalve rust weggelaten. De muzikale bron heeft in frase 9 een uitbreidende tekstherhaling (Ic ben daer midden inne); deze is vervangen door het refrein uit strofe 4 van al 150, met een soortgelijk effect. De virtuoze versieringen van frase 10 in de bron hebben we vereenvoudigd. Er staat, in reductie: |
Ic moet daer doe - - - re.
153 |
In de bron staat na frase 2 een halve rust, die we hebben weggelaten. Omdat de frasen 1-2 worden herhaald komt de halve rust terug na frase 4; we hebben deze vervangen door twee kwartrusten aan het begin van frase 5. |
155 |
In de bron staat voor de eerste noot van frase 1 een kwart rust (in reductie), die we hier hebben weggelaten - zo ook bij frase 2, die in de bron met een herhalingsteken is aangegeven. In frase 3 is het einde van de melodie herhaald terwille van overtollige tekst (een slagrijm). |
156 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
157 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De bron heeft in frase 2-4 een onbegrijpelijke sleutelwisseling. Deze is hier genegeerd, waardoor de melodie in grote lijnen overeenkomt met die in parallelle bronnen als |
| |
| |
|
Geestelijcke harmonie, Emmerik 1633, p. 386 (geciteerd in Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 247). |
158 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
160 |
Herhaling van het slot in de bron aangegeven met een signum congruentiae op de eerste noot van frase 5. |
164 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. |
170 |
Kwartnoot f in de laatste frase is in de bron abusievelijk een halve (in reductie); in andere drukken van de Souterliedekens is het wel een kwart. In de bron heeft de geestelijke tekst andere accentaantallen in v3, v6, v8 en v12; de dientengevolge afwijkende verdeling van lettergrepen over de melismen hebben we niet aangegeven. |
172 |
Kwartrust toegevoegd vooraan de frasen 5 en 8. |
174 |
In de bron hebben de frasen 5-8 geen opmaat, in tegenstelling tot de refreinregels van al 174. Om een en ander te laten passen zijn in de frasen 5-8 opmaten van achtstenoten toegevoegd. De laatste noten van frase 4 en 6 (in de bron halven) zijn overeenkomstig met een achtste ingekort. De beklemtoonde kwartnoten aan het einde van de frasen 5 en 7 (clin- en drin-) zijn in de bron gepunteerde kwarten; we hebben ze een achtste ingekort. |
184 |
Geritmiseerd en rusten toegevoegd. De noten 2-4 van de eerste frase zijn in de bron een toon te hoog genoteerd. De letterlijke notatie schrijft als eerste interval een dalende grote sext voor, wat nauwelijks voorstelbaar is. Parallelle melodie-overleveringen hebben daar een dalende kwint. |
193 |
De in deze uitgave gepresenteerde melodie is een vereenvoudigde, vocale versie van de gediminueerde tabulatuurzetting uit het Thysius Luitboek, die hierbij (p. 523) in transcriptie is afgedrukt. De notenwaarden zijn gehalveerd. |
194 |
Rust aan het begin toegevoegd. |
200 |
Ten opzichte van de melodie in de bron, een sopraanpartij van een meerstemmige compositie, zijn de volgende veranderingen aangebracht. De lengte van de slottoon c″ van frase 2 is gehalveerd, de halve rust (in reductie) daarachter is weggelaten. De slottoon g′ van frase 6 is gehalveerd. De drie frasen die daar in de bron op volgen, zijn in hun geheel weggelaten. Na frase 7 is ook een frase uit de bron weggelaten. De slottoon bes′ van frase 8 is gehalveerd. |
205 |
Herhaling aan het einde aangegeven met een signum congruentiae onder de eerste noot van frase 7. |
206 |
Aan deze reconstructie ligt de superius van Faignients driestemmige versie ten grondslag. Melodiefragmenten met tekstherhalingen zijn weggelaten, melismen vereenvoudigd en ritmen aangepast (vgl. de trans- |
| |
| |
| |
| |
|
criptie bij de commentaar van al 206). Frase 4 is anders dan bij Faignient opgevat als een muzikale herhaling van frase 2, conform de ‘eenstemmige’ notatie in Diversche refereynen ende liedekens. |
213 |
De tripla bestaat uit minimae (kwarten) en zwarte semibreves. De herhaling aan het einde is in de bron weergegeven met een herhalingsteken aan het einde van de melodie en met het beginwoord van het derde vers gevolgd door &c. aan het eind van elke tekststrofe. |
|
|