lingen rond de stad Heinsberg in de jaren 1542-1543 (zie voor de historische achtergronden de commentaar bij al 186 en 195). In dit spotlied maakt de liedauteur gebruik van beeldspraak die we vooral kennen van vastenavondliederen: het clappen van der keyen (strofe 3 ) refereert aan de kei als zotheidssymbool (zie ook de heer van Keyenborch uit 169:1,2), terwijl de koekoek in diezelfde strofe bekend staat als bastaard en in ruimere zin wordt verbonden met dwaasheid. In de slotstrofe wordt de verslagen Willem van Gulik-Kleef-Berg opgeroepen zich definitief te onderwerpen aan Keizer Karel v. Kort na de gebeurtenissen waaraan in dit lied wordt gerefereerd, gebeurt dat ook, namelijk op 7 september 1543 (bij het Verdrag van Venlo (zie hiervoor al 190)).
Wat segt ghi, pochghers van Cleven, dat alleen uit het Antwerps Liedboek bekend is, behoort tot een groepje politieke historieliederen met dezelfde strofevorm en vermoedelijk ook dezelfde melodie, Van Hensburg (zie al 186).
Literatuur: Van de Graft 1904, p. 220-222; Van 't Hooft 1948, p. 235-239; Van Wissing 1993a; Van Wissing 1993b; Repertorium 2001, t6963.