209 Wie wil hooren een goet nieu liet
Scabreus lied over twee vrouwtjes die graag met hun naaimand op pad gaan.
1,2 |
goey Lijnkens: voortreffelijke Lientjes |
1,3 |
voor een cluyte: als een zot verhaal |
1,4 |
riet: aanried |
1,5 |
Zij gingen met hun naaimand op pad |
2,4 |
Zij gingen samen wandelen |
3,1 |
Ik zat in de kroeg van Grietje van Brussel (blijkbaar een waardin) |
3,2 |
op de banc: in de kroeg |
3,3 |
van virtuyte: vol deugdzaamheid |
4,2 |
Aylacen: Helaas |
4,3 |
Dat stemt mijn hart bedroefd |
5,2 |
ghi: (het is niet duidelijk wie er wordt aangesproken, de naaikorf of het meisje) |
5,3 |
Door drinkebroers met hun fluit |
5,4 |
in den coelen wijn: in de kroeg |
6,2 |
Vroech: Onmiddellijk |
6,3 |
Met mijn muts scheef op mijn hoofd |
7,1 |
in een prieel gevaen: in een lusthof gevangen |
7,3 |
muyte: schuilplaats |
7,4 |
Ook al zou ik een zwervend bestaan leiden |
8,3 |
Hij trok rond als een landloper |
Och, naeien is so goeden dinc! roept een vrouw in dit lied uit (4,1). Het lied schetst een beeld van vrouwen die overal en altijd willen naaien, een woord dat in de zestiende eeuw al even dubbelzinnig was als thans. Ook het luitspelen (2,3) komt vaak voor als een toespeling op losbandigheid en de fluit van de kroegloper (5,3) is eveneens dubbelzinnig op te vatten. Het kerkbezoek (strofe 6) is misschien ook minder onschuldig dan het lijkt, daar ook elders de kerk wel voorkomt als een plaats waar vrouwen die het met de moraal niet zo nauw nemen, gemakkelijk in contact met mannen kunnen komen. Maar misschien wil deze strofe niet meer zeggen dan dat de vrouw zich wel vroom wil voordoen door vlug naar de kerk te gaan, maar dat zij vervolgens weer meteen aan vrijen denkt.
Het lied is minder samenhangend dan enkele andere scabreuze liedjes uit het Antwerps Liedboek, waarin bijvoorbeeld het idioom van een bepaald ambacht steeds dubbelzinnig gebruikt wordt (al 178, 179, 189, 191, 193). Toch kan het leuk en bevrijdend zijn geweest om te zingen over deze losban-