4,6 |
ghelijden: doorstaan |
4,7 |
Mer doet: (nl. geef me troost) |
4,8 |
Zoveel als in uw vermogen ligt |
Deze conventionele liefdesklacht is een rederijkersproduct, zoals af te leiden is uit de woordenschat (met woorden als tribulatie, confortatie, confoort), uit de aanspreking van de wreede Fortuyne en uit de slotstrofe die ook een Oorlof-strofe is. Rederijkers houden zich meestal netjes aan een duidelijk rijmschema, maar dat is hier niet meteen goed te zien. Toch is de opbouw van de strofen wel degelijk goed doordacht. De slotwoorden van de vierde en achtste regel vormen steeds een rijmpaar, waardoor een mooie symmetrische opbouw ontstaat: elke strofe bestaat uit twee kwatrijnen (sets van vier verzen: vs. 1-4 en 5-8) en een refreindeel van vijf regels (vs. 9-14). De aandacht voor het formele aspect blijkt bovendien uit de volgende elementen: de identieke aanspreking van de geliefde in regel 7 van elke strofe en de herhaling van regel 1,6 in 4,6 (de laatste strofe).
Tribulatie ende verdriet is een vrij bekend lied geweest, dat behalve in het Antwerps Liedboek voorkomt in het ongeveer gelijktijdige liedboekje van Jenneke Verelst en in het Aemstelredamsch amoreus lietboeck (1589). Als wijsaanduiding is het aangehaald voor een handvol schriftuurlijke liederen uit het midden van de zestiende eeuw, onder meer in Ecclesiasticus van Jan Fruytiers (nr. 37), die er de melodie bij geeft die hier gebruikt is. Arrangementen van Tribulatie komen ook voor in enkele luit- en citerboeken, in dezelfde tijd uitgegeven door Phalèse. Het grote succes van de melodie kwam echter via een contrafact, Den tijt is hier. Dit is voor zover bekend voor het eerst aangehaald in 1574, maar brak pas echt door in de talrijke Amsterdamse wereldlijke liedboeken van rond 1600, steeds met wijsaanduiding Tribulatie ende verdriet. De wijsaanduiding Den tijt is hier was vooral in Holland tot in de tweede helft van de zeventiende eeuw populair voor allerlei soorten liederen, zowel wereldlijke als geestelijke, van de katholieke priester Joannes Stalpart van der Wiele tot de bevindelijke dominee Jodocus van Lodensteijn. In totaal zijn er bijna honderdvijftig liedteksten op deze melodie bekend.
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 581-584; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 121 en 247; Repertorium 2001, t6404, m0137.