regels 1, 2, 4 en 5 als overlooprijm terugkomen in de regels 3 en 6 (in strofe 2: doorwont: oorcont: gront: mont: ront: terstont); regel 7-12 vertoont steeds hetzelfde patroon. De auteur weet deze complexe vorm aan te houden zonder noodgrepen op het terrein van de zinsstructuur of woordkeuze.
Het lied onthult mogelijk ook iets over de identiteit van de dichter. De slotregel van strofe 3 bevat de frase trou moet blijcken, een zin die vooral bekend is als de spreuk van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten. Dat is een aanwijzing dat de auteur van al 170 lid van deze kamer geweest is. Misschien is het zelfs mogelijk om nog verder te gaan. Wanneer men de beginletters van de zes strofen achter elkaar plaatst (en daarbij voor ogen houdt dat het woord Uut (1,1) als Wt gedrukt staat), krijgt men als resultaat willim. Is dit een achrostichon van de voornaam van de auteur? Wellicht kunnen we hier zelfs de meer gewone naam willem lezen: het zinsverband van de eerste drie verzen van strofe 5 is wat gewrongen en misschien moeten 5,1 en 5,2 omgewisseld worden. Misschien is het zelfs mogelijk nog een stapje verder te gaan en het acrostichon te zien als een verwijzing naar Dirck Willemsz die omstreeks 1540 een van de regenten van de genoemde rederijkerskamer was.
De Hollandse herkomst van dit lied wordt bevestigd door de overige bronnen van de tekst die alle uit het Noorden afkomstig zijn (Aemstelredams amoreus lietboeck (1589), Nieu Amstelredams liedboec (1591), Nieu groot Amstelredams liedtboeck (1605), Amoreuse liedekens (na 1613) en het handschrift van de Amsterdamse rederijker J. Razet (zestiende-zeventiende eeuw)). Opmerkelijk is dat de meeste van de circa vijftien ons bekende liederen op de wijs van Uut liefden siet werden geschreven in Holland in het begin van de zeventiende eeuw (Hooft, Bredero, Krul, Wellens, Den nieuwen lusthof). Uut liefden siet gaat op dezelfde melodie als Een liedt eerbaer, een even populair Hollands rederijkerslied. Het is moeilijk te zeggen welk van de twee het oudste is. De melodie van Een liedt eerbaer staat vermeld bij Souterliedeken 31, waar het als alternatief dient voor de wijsaanduiding L'amour de moy. Kennelijk is de melodie van Franse oorsprong.
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 585-587; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 118-119 en 244-245; Van Anrooij en Mertens 1992; Van Boheemen en Van der Heijden 1999, p. 360; Repertorium 2001, t6472, m0187.