|
aanspraak die Johanna in principe op Castilië kon maken) |
5,4 |
Mi en roect niet: Het maakt mij niets uit |
7,4 |
Hem genadig te zijn |
8,4 |
het sal wel zijn: dat het in orde komt |
10,4 |
Al in (Gods) beschermende hand |
Zoals veel historieliederen, concentreert ook dit lied zich op een menselijk drama en niet op de politieke achtergrond: pakkend wordt verteld over de hevige storm, de paniek van de machtige vorst en de onmacht van de stuurman. Maar als de vorst deemoedig om genade bidt (strofe 7), is de redding nabij. De begroeting in Engeland wordt met stereotiepe beelden als een hartelijke ontvangst geschilderd.
Maar in werkelijkheid zou Filips niet vrijwillig bij de Engelse koning verblijven. Hij was op 10 januari 1506 scheep gegaan naar Castilië (midden Spanje) om zijn vermeende recht op dat koninkrijk te doen gelden. De aanleiding daartoe was het volgende. Isabella van Castilië (de moeder van Johanna van Aragon) was op 26 november 1504 gestorven en had in haar testament bepaald dat haar toen nog zeer jonge kleinzoon Karel (de latere Karel v) haar zou opvolgen. Het was echter de vraag wie tot Karels meerderjarigheid het regentschap zou uitoefenen: Ferdinand (zijn grootvader en de echtgenoot van Isabella) of Filips (zijn vader). Filips meende meer recht op het regentschap te hebben en dus trok hij naar Castilië. Een reis over land via Frankrijk leek de makkelijkste weg, maar de verhouding tussen Bourgondië en Frankrijk was op dat moment zeer slecht en dus koos Filips voor de zeereis die in dit lied beschreven wordt. Over deze reis bestaat een uitgebreid verslag van een tijdgenoot, waaruit blijkt dat - anders dan het lied suggereert - zowel Filips als Johanna zich moedig gedroegen tijdens de storm.
De vloot dreef af naar Engeland en liep uiteindelijk de haven Hampton binnen. In Londen werd Filips vervolgens gedurende drie maanden vastgehouden door Hendrik vii: hij kon zijn reis naar Spanje pas voortzetten nadat hij de Engelse vorst belangrijke concessies gedaan had, die onder meer de handel tussen Engeland en de Vlaamse steden betroffen. Het verblijf in Engeland was dus heel wat minder positief dan de formulering in strofe 9 doet vermoeden.
De melodie van dit lied, dat nog bekend is uit één andere bron uit het midden van de zestiende eeuw, kennen we niet. Mogelijk is het dezelfde als die van het lied over de timmerman (al 164), dat dezelfde stereotiepe aanhef en strofevorm heeft.
Literatuur: Gachard 1876; Van Duyse 1903-1908, dl. 2, p. 1553-1556; Van de Graft 1904, p. 126-130; Vellekoop 1985; Repertorium 2001, t7167.