ker dan rijkdom en bovendien vertrouwt hij erop, geheel conform de moraal van de burgerij, dat zij met hard werken in goeden doen zullen komen. Dus kiest hij het meisje dat bedroefd was. Na deze rationele afweging bevreemden de twee daaropvolgende strofen, hoewel de stereotiepe zwerfstrofe voor de bijslaap (strofe 9) makkelijker in het verhaal te integreren is, dan de uit bekende formules samengestelde strofe 10, die onverwacht met een afscheidsgroet eindigt. Ook eerdere editeurs van de tekst hebben met deze strofe geworsteld: Hellinga liet hem weg, Vellekoop en Gerritsen interpreteerden de tekst als volgt: ‘Het meisje is bedrogen; de lantsknecht blijkt een trouweloze verleider’. Toch strookt dit niet met andere versies van het lied, waarvan zo'n 160 optekeningen bestaan in verschillende talen, daterend van de zestiende tot de twintigste eeuw. In geen van deze liederen is de jongen het meisje ontrouw of verlaat hij haar. De meeste versies eindigen met zwerfstrofen die in beeldspraak
een goede afloop schetsen (rijkdom, trouw en liefde). Wij menen daarom dat ook de versie uit het Antwerps Liedboek niet met ontrouw eindigt, maar met een typische afscheidsklacht voor verliefden die de nacht samen doorgebracht hebben en bij de dageraad moeten scheiden; met zo'n dageraadsituatie eindigt het lied bijvoorbeeld in de liedbundel van Antonis van Butevest (Leiden, na 1594).
Er zijn opvallende overeenkomsten tussen al 162 en 80, die waarschijnlijk vanuit het genre verklaard kunnen worden. Hoewel beide in het opschrift nyeu genoemd worden, zijn ze opgebouwd uit oudere vaste bestanddelen van het gespeelkenslied. De stijl bevat orale kenmerken: beide liederen maken gebruik van uitbreidende herhaling en zwerfstrofen.
al 162 is wijd verbreid geweest. Behalve Nederlandse bronnen en verwijzingen zijn er versies bekend in het Duits, Deens en Sorbisch. De eerste levenstekenen zijn evenwel wijsaanduidingen van Nederlandse geestelijke liederen aan het einde van de vijftiende eeuw. Daarbij is een melodie overgeleverd. In de Souterliedekens (1540) vindt men een andere melodie, waarvan Fruytiers' Ecclesiasticus (1565) een verre variant biedt. We hebben hier de meest contemporaine gekozen (Souterliedeken 8). En er is nog een melodie beschikbaar. Bij de enige andere Nederlandse versie van het lied, in de reeds genoemde liedbundel van Antonis van Butevest, wordt als wijsaanduiding gegeven Dat reet een heer en syn schiltknecht, waarmee Doen Hanselijn over der heyden reed lijkt te zijn bedoeld (de melodie bij Souterliedeken 69). Dat er verschillende melodieën beschikbaar zijn, is typerend voor oude, wijdverbreide liederen met een eenvoudige, vierregelige strofevorm. In verschillende perioden en op verschillende plaatsen werden ze kennelijk met een andere melodie gezongen. Ook kunnen de melodieën op sommige momenten verwisselbaar zijn geweest.