Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

160 Wildy hooren een goet nieu liet?

Ballade. Heer Danielken gaat vol berouw over zijn losbandige leven met Venus naar de paus, maar door diens reactie eindigt zijn leven in vertwijfeling.

1,4 Vanwege zijn liefde voor vrouw Venus
2,1 Oorlof: Verlof om te vertrekken (vraag ik)
  vrouwe waert: waarde vrouw
2,3 trecken: reizen
2,4 Om vrijgeleide (d.w.z. vergiffenis) van de paus te ontvangen
3,1 wilt ghi orlof ontfaen?: wilt u toestemming krijgen om weg te gaan?
3,2 begeven: opgeven
3,4 Het allermooiste liefdesspel bedrijven
4,1 vrouwe fier: trotse vrouw
4,2 Het lijkt mij, als ik het goed overdenk
4,3 bernen: gloeien
5,2 Hoe waagt u het, zo'n ongepaste toon aan te slaan!
5,3 den berch: (nl. waar Venus woont)
6,1 Bij mijn trouw, ik kom nooit weer, trotse jonkvrouw!
6,2 Nu en te nimmer
6,3 Zal ik nog aan uw rode mond denken
7,1 saen: onmiddellijk
7,2 die grijsen: de grijsaard (in Duitse versies een verwijzing naar Eckart, de middeleeuwse Keizer die als wachter van de berg optreedt)
7,3 Werwaert: Waar

[pagina 363]
[p. 363]

7,4 prisen: verkondigen
8,1 staf: pelgrimsstaf
8,2 En hij ging Rome in
10,2 Met hart en ziel
11,3 bernen eewelijc: eeuwig branden
12,2 beneven: naast zich
13,1 Vermaledijt: Vervloekt
13,4 Die gered hadden kunnen zijn
14,1 te Ronsen opt hooge huys: naar het kasteel te Ronse (plaats 40 km. ten zuiden van Gent)
14,2 susterkinder: kinderen van zijn zuster
14,4 leydese bi Venus: leidde hen naar Venus
15,1 ommequam: kwam
15,3 bode ende wederbode: een bode en een tweede bode
16,1 hi: (nl. Danielken)
16,4 Hoe is de reis gegaan?
17,2 Daarvan heb ik het grootste verdriet
17,3 troost: vooruitzicht
18,3 eenen vergulden nap: een gouden drinkbeker
19,2 eenen raet versieren: iets uitdenken (om de neerslachtige ridder op te vrolijken)
19,4 camerieren: kamerniersters
21,2 Zijn hart was helemaal in de war

Het is een aangrijpende legende: een ridder heeft berouw over zijn zondige leven, wordt door de paus niet, maar door God wèl vergeven, maar hij komt dit zelf niet meer te weten. Dit verhaal, dat internationaal bekend is als de Tannhäuserlegende, heeft vanaf de late Middeleeuwen tot in onze tijd de menselijke fantasie aangesproken: er zijn meer dan vijftig liedversies overgeleverd (in het Duits, Nederlands, Deens en Sloveens) en vanaf de negentiende eeuw zijn er verschillende bewerkingen van de stof gemaakt, waarvan Wagners opera Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg de beroemdste is. De hoofdpersoon, Tannhäuser, was een Minnesanger uit Beieren/Oostenrijk (circa 1200-1268). In Middelnederlandse liederen is hij Danielken of Danel gaan heten.

In een driedelig drama vertelt de versie uit het Antwerps Liedboek hoe Danielken, nadat hij zich zeven jaar lang aan liefdesgenot heeft overgegeven, tot inkeer komt en zich los wil maken van de dienst tot Venus: hij neemt afscheid (strofe 2-7) en gaat als pelgrim naar Rome, waar de paus hem zegt dat zijn zonden pas vergeven zullen zijn als een dorre tak rozen draagt (strofe 8-12). Dan neemt de verteller het woord, die in felle bewoordingen

[pagina 364]
[p. 364]

de hardvochtigheid van de pausen bekritiseert: zij drijven mensen onnodig tot verdoemenis (strofe 13)! Danielken weet niet beter te doen dan terug te keren naar de Venusberg. Als hij daar is aangekomen, bloeit de tak wel degelijk, maar de boden die zijn uitgestuurd om hem van dit wonder te vertellen, kunnen hem niet vinden (strofe 14-15) en Danielken slijt zijn dagen in vertwijfeling (strofe 16-20).

Aanvankelijk behandelt Danielken Venus hoofs: hij vraagt haar toestemming om te vertrekken, spreekt haar aan met hoofse formules (vrouwe fier, joncfrou stout) die zowel negatief als positief geladen kunnen zijn, maar als hij haar een duvelinne noemt, slingert hij haar een bijzonder zware belediging naar het hoofd, waarop Venus dan ook heftig reageert (strofe 5). Het wonder van de bloeiende rozentak (strofe 12 en 15) is een vaker voorkomend motief in volksverhalen. In zijn vertwijfeling over zijn vermeende verdoemenis neemt Danielken drie van de kinderen van zijn zuster naar de Venusberg mee. Op grond van het woord susterkinder is het niet uit te maken of het om jongens of meisjes gaat, maar de bekende formule Die nam hi al metter hant (14,3) suggereert dat hij zijn nichtjes inwijdt in de liefde: dan zou hij zijn zonden vermenigvuldigen door zich ook nog aan incest schuldig te maken.

Een interpretatie van deze ballade legt een verband met de leer over zonde en vergiffenis van de laatmiddeleeuwse katholieke kerk. Volgens deze interpretatie zou het lied vooral gediend hebben om deze leer uit te leggen aan een breed publiek. In het bijzonder kon het voorbeeld van Danielken laten zien dat bepaalde zonden zo zwaar wogen dat een gewone priester geen absolutie kon geven. Daarom moest Danielken bij niemand minder dan de paus te biecht te gaan. Maar zonden konden zelfs zò ernstig zijn, dat ook de paus ze niet vergeven kon: daarom liet de paus in dit geval het oordeel over aan God, waarbij het wonder van de bloeiende tak een teken zou zijn. Danielken begrijpt dit verkeerd en deze inschattingsfout is de oorzaak van zijn vertwijfeling. Ook de zangers van het lied hebben dit niet zo ingeschat: daarom wordt, mogelijk vanuit het gedachtegoed van de Reformatie, de paus in felle bewoordingen vervloekt (strofe 13 is één van de scherpste in de hele Tannhäuser-traditie). De maker van de versie in het Antwerps Liedboek schijnt zich van dit alles niet bewust te zijn: voor hem is het verhaal een goet nieu liet over een schandalige liefde (strofe 1) en hij sluit zijn betoog door zijn voorkeur voor de zaken van Venus duidelijk te maken (strofe 21).

 

Behalve in het Antwerps Liedboek vindt men in de Nederlanden een versie van het lied van Danielken in het Handschrift Meerman (na 1525). In Duitsland is de tekst al in het midden van de vijftiende eeuw overgeleverd. In het Handschrift Meerman begint het lied met de woorden van Venus: Her Da-

[pagina 365]
[p. 365]

nel, ghy sijt soe schonen man / ghi staet in minen sinnen. Dat doet sterk denken aan de wijsaanduiding bij Souterliedeken 115, Vrou Venus ghi sijt so schoonen wijf, ghi staet in minen sinne. De melodie in de Souterliedekens heeft vijf frasen in plaats van de vier verzen per strofe bij Danielken, maar de vijfde frase bevat steeds een tekstherhaling van het vierde vers. Dat correspondeert met de versie in het Handschrift Meerman. Een bevestiging van de juistheid van de melodie vindt men in een quodlibet van Wolfgang Schmeltzl (Guter seltsamer un kunstreicher teutscher Gesang, Neurenberg, 1544) met een vierregelige melodie voor het lied van Danhauser die in es-sentie overeenkomt met het Souterliedeken.

Ongetwijfeld via de Souterliedekens zijn er nog enkele geestelijke contrafacten gedicht op Vrou Venus ghi sijt so schoonen wijf, onder meer door Hendrick Niclaes.

Literatuur: Erk en Böhme 1893-1894, dl. 1, p. 39-51; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 1924; Koepp 1929, p. 61-71 en 211-213; Deutsche Volkslieder 1935, dl. 1, p. 145-161; Moser 1977; Wachinger 1995; Joldersma 1997; Voorwinden 1998b; Repertorium 2001, t7369, m1086.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken