6,4 |
Ze zijn alleen maar op bedriegen uit |
6,5 |
Toen begon zij te schaterlachen |
6,6 |
Het was de maagd die mij ontdekte |
6,7 |
minnelijck: vriendelijk |
6,8 |
Ik groette haar verheugd |
6,9 |
icse: ik haar |
Twee vriendinnen voeren een vertrouwelijk gesprek, waarbij de ene treurig is omdat haar moeder niet toestaat dat zij haar lief ontmoet, terwijl de ander haar probeert op te beuren, maar vooral ook waarschuwt: als zijzelf beter naar haar eigen moeder geluisterd had, was ze nu niet zwanger van een vent die alweer elders zijn plezier is gaan zoeken. Dat gesprek wordt afgeluisterd (en ook doorverteld) door een ikfiguur (1,2-3 en 6,6-10). De verrassing zit in de laatste strofe: deze luistervink is meer dan alleen de verteller, want hij blijkt zelf de minnaar van het bedroefde meisje te zijn! Zij begint te lachen zodra zij hem ziet (6,5-6) en hij begroet haar verheugd. Blijkbaar staat zij op het punt de wijze raad van haar vriendin om toch op te passen voor die mooipraters die mannen zijn, in de wind te slaan. De geschiedenis lijkt zich te herhalen: zoals het zwangere meisje niet naar haar moeder heeft geluisterd, zal het maagdelijke meisje nu het advies van haar vriendin met meer levenservaring niet opvolgen.
De inkleding van al 149 is niet uniek: het lied bevat de typische elementen van het genre van het gespeelkenslied: er is een gesprek tussen twee meisjes waarvan de ene bedroefd is, de ander vraagt naar de oorzaak van het verdriet en dan vertelt de eerste over haar ervaringen in de liefde. Een jongeman, die nu net het onderwerp van gesprek is, luistert dit alles af en vertelt het verder in het lied. Het Antwerps Liedboek bevat nog drie gespeelkensliederen (80, 162, 207).
TAndernaken op den Rijn is een beroemd lied met een omvangrijke overleveringsgeschiedenis. De tekst is driemaal overgeleverd, voor het eerst in het Handschrift Borgloon (laatste kwart vijftiende eeuw; deze versie heeft een andere, en logischer, volgorde van de strofen: vergeleken bij al 149: 1, 3, 2). Het lied moet omstreeks 1500 al zeer bekend zijn geweest getuige het grote aantal meerstemmige zettingen dat uit die jaren en later bewaard is gebleven. Het oudste handschrift waarin een TAndernaken-zetting te vinden is, wordt zelfs gedateerd op 1430-1445. Door de internationale activiteiten van de Nederlandse polyfonisten vinden we TAndernaken ook buiten de Nederlanden terug, bijvoorbeeld in Tirol (het oudste manuscript), Spanje (Segovia manuscript, 1502), Venetië (de beroemde Petrucci-drukken, 1501-1505), Engeland en Duitsland. Componisten waren Tijling, Agricola, Lapi-