In deze liefdesklacht komen allerlei bekende motieven voor: de liefde als smartelijke ervaring, het hart dat verwond door pijlen is, de nabijheid van de geliefde met haar stralende gelaat waardoor het lijden van de minnaar verzacht wordt, de kwalijke rol van de roddelaars, de bede dat God haar beschermen moge en de hoop op verbetering in de toekomst.
Trueren moet ick nacht ende dach was bij het verschijnen van het Antwerps Liedboek reeds een populair lied, dat in zeven verschillende bronnen uit alle delen van het taalgebied is overgeleverd. De liederen laten een grote variatie zien: de tekst van de eerste strofe komt nog het meest overeen, maar de verschillen tussen de volgende strofen zijn groot. Van het lied zijn tenminste zeven contrafacten bekend, waaronder enkele geestelijke liederen uit het einde van de vijftiende eeuw. Zo oud moet het lied dus minstens zijn. Het lied is bekend gebleven tot aan het begin van de zeventiende eeuw. De melodie is onder meer overgeleverd bij Souterliedeken 75 (hier gebruikt), maar ook al in het Handschrift Koning (Noordelijke Nederlanden, 1500-1510).
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 684-685; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 104-105 en 230-231; Joldersma 1982, dl. 2, p. 256-257; Vellekoop 1985; Repertorium 2001, t6399, m1045.