138 Rijck god, hoe is mijn boelken dus wilt
Liefdesklacht.
1,1 |
Rijck: Machtige |
|
boelken: geliefde |
|
wilt: ongedurig (?) |
1,2 |
Zoals menigeen die men langs de weg vindt |
2,2 |
homoet: respectloze vergrijp |
2,3 |
Des: Daarom |
|
wil: zal |
2,4 |
Die: Op degene die |
|
minnen boel: mijn lief |
2,5 |
Dat: (verwijst naar het stelen van de geliefde (2,4)) |
3,1 |
Ik denk met veel spijt terug aan haar blonde krullen |
3,2 |
En moge God haar in deugden sparen! |
3,3 |
welgestallet: welgeschapen |
4,4 |
oorlof: afscheid |
6,2 |
vroom lantsknecht: dapper soldaat |
6,3 |
hevet: heeft het |
6,5 |
Moge God de roddelaars met hun praatjes in het verderf storten! |
Een minnaar beklaagt zich dat hij van zijn geliefde gescheiden is. In de eerste strofe verzucht hij dat zij zo wilt (ongedurig) is, wat in combinatie met vs. 2 lijkt te betekenen dat zij is gaan zwerven, al zijn beide regels moeilijk te interpreteren. Uit de tweede strofe blijkt dat er bovendien een ander in het spel is, die zijn geliefde gestolen heeft: blijkbaar is het initiatief tot een scheiding niet van haar uitgegaan. Toch heeft hij de hoop nog niet opgegeven dat zij eens zal terugkeren. In de laatste strofe noemt de ikfiguur zich een dapper soldaat; hij is zowel de dichter als de zanger van het lied (sanck (6,1), ghesonghen (6,3), ghedicht (6,4)).
In een liederenhandschrift uit 1568, afkomstig uit het Nederrijngebied, komt een andere versie van dit lied voor, waarin de volgorde van strofe 4 en 5 is omgekeerd en strofe 6 ontbreekt. Het is aannemelijk dat dit de meer oorspronkelijke vorm van dit lied weergeeft: het lied eindigt dan met de aanspreking van de geliefde (hier strofe 4).
Met slechts één andere versie en twee contrafacten is Rijck God, hoe is mijn boelken dus wilt geen bijzonder populair lied te noemen. Via een van de contrafacten, het bekende Souterliedeken 13 (Een dwaes die spreect in zijn