6,5 |
En die lijkt niet de meiplant zoals die uit de aarde groeit! |
6,6 |
ander virtuyten: of al die andere mooie bloemen |
6,7 |
Mijn bed is er vol van |
Het meilied en het dageraadslied zijn genres die dicht bijeen liggen: in beide kan sprake zijn van een minnaar die bij het raam van de geliefde om een gunst vraagt. In dit lied zijn de overeenkomsten tussen beide tekstsoorten uitgebuit en het resultaat is te beschouwen als parodie op deze beide genres. De minnaar zingt zijn lief toe en wil haar een meitak aanbieden. Zij ligt echter met een andere minnaar in bed en is dus niet gediend van zijn avances. De minnaar blijft maar aandringen, zich uitputtend in fraaie bewoordingen (strofe 1, 3, 5), de vrouw wijst hem klip en klaar en zelfs een beetje spottend af. De tegenstelling tussen beiden wordt nog versterkt door het gebruik van een wisselrefrein (regel 7-8 van elke strofe) en ook zijn er verschillen in de vorm tussen de strofen van de man en die van de vrouw (de oneven strofen hebben een strakker metrum en een regelmatiger rijm). In strofe 5 kondigt de man de nieuwe dag aan met een traditioneel wachterlied, en neemt zo als het ware de rol van de wachter op zich. In een dageraadslied zou nu een afscheidsklacht van de gelieven kunnen volgen, maar haar antwoord luidt heel anders...
De woorden van de vrouw lijken niet tot de man door te dringen. Wanneer de strofen van de man achter elkaar worden gezongen is het geheel een normaal meilied van iemand die verwoede pogingen doet om zijn liefde te verklaren, maar de vrouw maakt in haar tekst steeds zijn avances belachelijk.
De hybride inhoud van het lied is te verklaren vanuit het genre van het amoureuze antwoordlied. Een versie in een Gents handschrift uit het midden van de zestiende eeuw bevat een strofe met de beginregel O fiere nachtegale, die elders verscheidene malen als wijsaanduiding is aangehaald. Het bijzondere van deze versie is dat steeds de antwoorden van het meisje ontbreken: hier is alleen de minnaar aan het woord. Deze figuur in de overlevering komt vaker voor bij amoureuze antwoordliederen, tot bij Bredero toe: op een liefdeslied van een minnaar wordt dan een antwoord van het meisje gedicht, strofe voor strofe. De liederen konden apart of achter elkaar worden gezongen, en ook strofe om strofe, zoals hier in het Antwerps Liedboek (zie ook al 64). Een dergelijk gefaseerd ontstaan verklaart waarom de man niet in het minst reageert op de ontmoedigende mededelingen van het meisje.
Och, ligdy nu en slaept is een bekend lied geweest: de tekst komt in verscheidene andere bronnen voor en alleen al uit de zestiende eeuw zijn er een