5,7 |
dit: (zowel: dit lied als: deze les) |
5,8 |
vercoren: verkozen |
De vele liefdesklachten uit het Antwerps Liedboek hebben vaak dezelfde motieven. Tegen de achtergronden van dat genre en het liedboek als geheel vormt O quade Fortuyn, wat doet ghi mi? een bijzonder lied: het smeedt de bekende elementen om tot een lied met een andere thematiek. De toestand waarin de ik verkeert, wordt met het gebruikelijke vocabulaire beschreven: hij is in drucke (1,5, zie ook 3,8 en 4,3) en lijdt (strofe 1,3), maar hoopt op verbetering (1,6, zie ook strofe 5). Traditioneel zijn ook de raadgeving aan de jonghe herten (strofe 4) en de referentie aan de quade tonghen (4,5). De vijf strofen hebben een gaaf rijmschema (ababacac) en het lied wordt afgesloten met een zangerstrofe. De herhaling van swijcht ende denct in de zevende regel van elke strofe kent dezelfde eigenschappen als een goede stokregel: de woordgroep vat de belangrijkste gedachte samen, en brengt tegelijkertijd de gedachtengang telkens een stap verder.
Wat dit lied echter zo uniek maakt, is de verwoorde thematiek. Het onderwerp is niet de liefde: het lied is een raadgeving hoe men het beste het hoofd kan bieden aan de tegenslag waar het lot (quade Fortuyn) de mens mee treft. Men kan het beste een stoïcijnse levenshouding aannemen: zwijgen en overdenken, niet vertrouwen op of hangen aan aardse zaken (2,1-4; 3,1-4), integendeel: doorsta alles gelijkmoedig (2,5; 3,6) en weest tevreden in u lijden (2,6)! Daarnaast klinkt de hoop op verbetering door, vooral in de afsluiting van de strofen. In het vers Ende wilt dat eynde altijt versinnen (4,4) lijkt het memento mori-thema (gedenk dat je eens zult sterven) door te schemeren, maar het is geen dominant thema. De inspiratie van het lied lijkt niet primair christelijk, hoewel God wel genoemd wordt (1,6 en 5,2).
In de Nederlandse letterkunde van de late Middeleeuwen vindt men vaker het advies om een gelijkmoedige levenshouding aan te nemen en gevoelens te beheersen in plaats van direct eraan toe te geven. Het gaat om een profane ethiek, die geïnspireerd is door klassieke auteurs die op school gelezen werden als Cato, Seneca en Cicero. Deze stoïcijnse thematiek komt echter vooral voor in betogende teksten (encyclopedieën, leerdichten, spreukenverzamelingen en ook in rederijkersrefreinen); voor een lied is deze inhoud bijzonder.
Het lied, dat alleen uit het Antwerps Liedboek bekend is, heeft een unieke strofevorm; van de melodie ontbreekt ieder spoor.
Literatuur: Reynaert e.a. 1994; Repertorium 2001, t5555.