7,3 |
Voorwaar, (hij) vond geen rust |
7,5 |
Daerom dat: Zodat |
8,1 |
Mer: (kan onvertaald blijven) |
8,2 |
Westlant: (het uiterst westelijke deel van het oorspronkelijke graafschap Vlaanderen) |
8,5 |
Daerom dat: Omdat |
In de hoop dat ze met hem meetrekt naar Terwaan, geeft een soldaat aan mooi Margrietje een aanlokkelijke beschrijving van het soldatenleven: avontuur, met wijn overgoten gezelligheid en onvoorwaardelijke kameraadschap (strofe 1-3). Maar Margrietje is verstandig genoeg om daar doorheen te kijken: ze weet dat de strijd bij Terwaan gevaarlijk en wreed is en dat niets of niemand er ontzien wordt. Als hij per se wil, dan moet hij maar vertrekken, maar zij wil verder met rust gelaten worden (strofe 4). De soldaat blijft nog aandringen met fraaie beloften van liefdestrouw (strofe 5-6), maar voelt al in 5,5 dat zijn pogingen waarschijnlijk op niets uit zullen lopen. De slotstrofen bevatten nog de stereotiepe introductie van de nijders, de afgunstige roddelaars die de liefdesrelatie onmogelijk maken (strofe 7). De traditionele, cryptische bekendmaking van de identiteit van de zanger beslaat hier twee strofen (7-8). Zoals gebruikelijk wordt er een zekere relatie gelegd tussen de inhoud van het lied en de zanger. Hij zegt dat hij uit het Westland afkomstig is, dat is een gebied bij Terwaan (Thérouanne).
De vermeldingen van Terwaan verbinden de conventionele beelden en formuleringen in de tekst met de harde oorlogswerkelijkheid. Om Terwaan werd namelijk geregeld slag geleverd tussen de Franse koning en de Bourgondische vorsten, tot in 1553, het jaar waarin de troepen van Keizer Karel de stad uiteindelijk met de grond gelijkmaakten. In dit lied wordt (natuurlijk) niet naar de gebeurtenissen van 1553 verwezen, maar vermoedelijk wel naar de lange belegering van de stad in de zomer van 1513, waarbij Keizer Maximilaan i en de Engelse koning Hendrik viii tegenover de Franse koning stonden.
Het Antwerps Liedboek bevat in al 203 nog een tweede versie van dit lied. In al 203 is het rijm wat consistenter en in de druk is de vijfregelige strofenbouw duidelijker te zien; daarnaast zijn er ook nog inhoudelijke verschillen in de strofen 5, 6 en 8. Een speciale vermelding verdient het opmerkelijke rijm in de meeste strofen van beide liederen (al 119:1-4; al 203:16). Het gewone eindrijm (aaabb) is in regel 4-5 van de strofen 1, 2 en 4 gecombineerd met middenrijm, waarbij een woord halverwege de regel rijmt op een woord in dezelfde positie in de volgende regel, bijvoorbeeld in strofe 1: scheyden: leyden (in strofe 5 en 6 wordt dit middenrijm alleen in al 203 aangetroffen: bi u: mi nu; gheleyden: scheyden).