Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de dood van Maximiliaan van Oostenrijk werd zijn zoon Karel v in 1519 door de zeven keurvorsten verkozen tot Rooms-Koning. Het lag dus in het verschiet dat hij Keizer van het Heilige Roomse Rijk zou worden (wat hij feitelijk werd toen de paus hem in 1531 kroonde). De vreugde over deze verkiezing was groot in Vlaanderen, aangezien Karel in Gent geboren was en opgegroeid in de Zuidelijke Nederlanden. In dit lied wordt de afstamming van Maria van Bourgondië (en daarmee van het huis van de graven van Vlaanderen) benadrukt. De komst van Karel wordt uitdrukkelijk in (heils)historisch perspectief geplaatst: zijn komst was al voorzien in profetieën en hij zou degene moeten zijn die Vlaanderen vrede zou brengen en de Turken zou weerstaan. Hiermee wordt verwezen naar de toenmalige dreiging van de kant van de Franse koning (die Vlaanderen direct raakte) en naar de opmars van de Turkse legers in Hongarije onder leiding van sultan Suleyman. De strijd tegen de Turken werd gezien als een nieuwe kruistocht. Vandaar ook dat in strofe 4, 5-9 verwezen wordt naar een voorspelling die ook onder meer voorkomt in de Reis van Jan van Mandeville, het Boek van Sidrac (hoofdstuk 400) en in Jan van Boendales Lekenspiegel (boek 4, hoofdstuk 2 en 3). Volgens deze voorspelling zal de Keizer de heersers uit het Oosten verslaan om het Heilige Land te veroveren en zal hij verder optrekken tot bij de Droge Boom (die zich bevindt op de plaats waar ooit het paradijs was). Daar zal de paus een mis opdragen waardoor deze boom zal gaan bloeien en vrucht zal dragen. De naam van de ziener, Alonse Fresant, wordt genoemd in een boekje met profetieën dat in 1528 bij de Antwerpse drukker Willem Vorsterman verscheen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het rijm is veel aandacht besteed, met middenrijm in regel 1 en 3 (bijvoorbeeld coen: baroen in strofe 2), overlooprijm in regel 4 en 5 (jolijt: tijt in strofe 1) en middenrijm met eindrijm op dezelfde eindklank in regel 7 en 8 (Jan: man: dan: can in strofe 1). Deze rijmtechniek en ook de aanspreking van princelic graen in de slotstrofe maakt het aannemelijk dat de tekst door een rederijker vervaardigd is.
Interessant genoeg kan ook de melodie met een rederijkersmilieu verbonden worden. Weliswaar is Lof toeverlaet Maria, sonder sneven alleen in het Antwerps Liedboek overgeleverd, toch moet het enige bekendheid genoten hebben. De kunstige strofevorm blijkt vrijwel identiek met die van een lied van de Oudenaardse rederijker Matthijs de Castelein, Const gaet voor cracht. Dit spoort de troepen van Karel v aan om samen met de Engelsen tegen de Fransen ten strijde te trekken. De formele en inhoudelijke overeenkomsten laten geen ruimte voor twijfel dat het om een contrafact gaat op al 107, gemaakt ter gelegenheid van Karels keizerskroning enkele jaren eerder. De melodie staat in Casteleins Diversche liedekens (1574) en past naadloos op het Antwerpse lied, mits men de tweede helft van de vijfde versregel herhaalt. Literatuur: De Vries 1844-1848; Van Duyse 1903-1908, dl. 2, p. 1560-1562; Van de Graft 1904, p. 138-141; Cramer 1908, p. 57; Van Tol 1936, p. 214-218; Bax 1950; Vellekoop 1985; Komrij 1994, p. 620-623; Blockmans 2000a, p. 41-52 en 61-62; Repertorium 2001, t4374, m0481; Baert en Fraeters 2001. |
|