van het lied en de bede tot God om de geliefde te beschermen, lijkt deze strofe de gebruikelijke elementen te bevatten om een liefdesklacht af te sluiten. Op grond hiervan zijn de strofen 3-5 wellicht te beschouwen als een latere invoeging. Misschien is zelfs nog een verdere fasering mogelijk, omdat strofe 4 afwijkt van strofe 3 en 5 door de lange versregels en de plotseling algemene strekking.
Om kort te gaan, het lied bevat elementen behorend tot verschillende genres, die zo zijn samengesmeed, dat er een speels en origineel liedje ontstaat met verrassende wendingen. Mogelijk valt het geheel zo te interpreteren: de alderliefste wijst haar minnaar af en zegt dat een ander bij haar is (strofe 2), maar dat is een smoesje en ze gaat in werkelijkheid zelf naar de boomgaert in de hoop daar een leuke man te vinden. De afgewezen minnaar beklaagt zich (strofe 3-5), maar de liefde zit bij hem niet zo diep: hij zal het haar betaald zetten, denkt hij direct (2,6-7) en dus gaat hij onmiddellijk op zoek naar een ander en al gauw wordt de vriendin van zijn voormalige geliefde zijn volgende favoriet (strofe 6-7). Misschien wist het eerste meisje wat voor vlees ze in de kuip had: hij wil een liefste, maar verder maakt het hem allemaal weinig uit, want zijn motto is: een verloren, een ander kiesen (8,6-7).
Het Antwerps Liedboek is de enige plaats waarin een langere versie van dit lied is overgeleverd, maar de eerste strofe kennen we ook uit andere bronnen. Er zijn twee meerstemmige zettingen bewaard, hetgeen wijst op vertrouwdheid met het lied in burgerlijke milieus. Anderzijds wordt het als straatlied aangeheven door ene Hans Snapop in een Haarlemse klucht uit het einde van de zestiende eeuw.
De contrafactuur bevestigt de populariteit van het lied. Er is een zevental overwegend geestelijke contrafacten bekend, waaronder enkele die niet naar de beginregel verwijzen maar naar vers 2:5, Si lieten mi daer alleyne staen. Het bekendst werd het schriftuurlijke lied Aensiet uwen roep altesamen / Lieve broeders en susters ghemeyn (1552), dat zelf ook weer tot verscheidene contrafacten aanleiding gaf. De melodie vindt men onder meer bij het bekende elfde Souterliedeken.
Boven een ander Souterliedeken staat een wijsaanduiding die sterk aan het onderhavige lied doet denken: Ick ghinck noch ghister avont, soe heymelijck op een oort (psalm 27). Het is een variant van het beroemde Duitse dageraadslied Ich stund an einem Morgen / Heimlich an einem Ort, waaraan Souterliedeken 27 ook de melodie heeft ontleend. De melodieën van Souterliedeken 11 en 27 zijn verschillend, maar ongetwijfeld hebben de twee liederen iets met elkaar te maken, want hun zevenregelige strofevorm is gelijk. In de zeventiende eeuw duikt nog een derde zevenregelige melodie op