89 Ick draghe naest mijnder herten
Liefdesklacht. Een minnaar treurt over zijn geliefde.
1,2 |
mutsken: verliefdheid |
1,3 |
Stont ick: Stond ik maar |
2,1 |
Ik raakte van de mij bekende weg af |
2,4 |
Ik had me helemaal moe gelopen |
2,5 |
Ik nam even rust (eig. ik haalde de spanning van mijn boog) |
2,8 |
Waar zij heengegaan was |
3,3 |
hem wachten van der muts: zich hoeden voor de verliefdheid |
3,5 |
Zij (de beminde) was bijna één wezen met mij geworden |
3,7 |
Ik moet afscheid van haar nemen |
3,8 |
En een leermeester hierover aanspreken |
4,3 |
Ze droeg de liefdeslast van negen maanden (ze was in verwachting) |
4,4 |
Zij kon er niet onderuit |
4,6 |
In zulke hachelijke omstandigheden |
4,8 |
blijschap groot: hemelse zaligheid in overvloed |
Ick draghe naest mijnder herten is een liefdesklacht met een verrassend slot. In de eerste strofe beschrijft de ikfiguur zijn verliefdheid als een mutsje dragen, wat in de zestiende en zeventiende eeuw een gebruikelijke uitdrukking was. De ik lijkt een traditionele klacht te uiten: was het maar zo dat zij aan mij denkt zoals ik aan haar denk, was de liefde maar niet vergaan! Hij doolt vermoeid rond en denkt onder de linde, de liefdesboom bij uitstek, aan haar. Laten alle jonge mannen en vrouwen toch oppassen voor de muts (3,3)! De betekenis van muts lijkt hier nog ‘verliefdheid’ te zijn, maar in de laatste strofe heeft het woord een heel andere betekenis: daar wordt muts gebruikt als omschrijving voor de zwangerschap. Opmerkelijk is bovendien dat in deze strofe een meysken fijn als dichteres van het lied wordt aangewezen: zij zou het liedje over de gevoelens van een man hebben gemaakt (strofe 1-3), maar is inmiddels, tijdens haar zwangerschap, gestorven.