Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||
Het wrede lot dat de vrouw in deze ballade treft, vormt een bekend literair motief (vaak aangeduid als het hart-eten-motief): een jaloerse echtgenoot neemt wraak op zijn vrouw door haar het hart van haar (vermeende) minnaar als maaltijd voor te zetten; als zij beseft wat er gebeurd is, sterft zij ook, meestal, zoals in dit lied, op tamelijk spectaculaire manier. De oorsprong van het motief is waarschijnlijk in de Provence te zoeken. Vandaar heeft het zich over grote delen van Europa verspreid (het komt bijvoorbeeld in twee verhalen uit Boccaccio's Decamerone voor (het eerste en negende verhaal van de vierde dag)). In het Germaanse taalgebied is het hart-eten-motief verbonden met de figuur van Reinmar von Brennenberg: waarschijnlijk dezelfde als de Minnesanger die in 1276 werd vermoord en van wie het hart aan zijn geliefde zou zijn voorgeschoteld. Over deze geschiedenis zijn vele liederen en gedichten gemaakt. al 81 is daarvan verreweg de kortste, maar de naam Brandenborch vormt nog een echo van Brennenberg. Alleen de allerbelangrijkste gegevens komen aan bod: Brandenborchs gevangenschap, zijn misère, zijn dood, het eten van de gruwelijke maaltijd, haar dood. Al het andere, zelfs de jaloerse echtgenoot die de aanstichter is, werd blijkbaar overbodig bevonden. Maar in al zijn beknoptheid verliest het verhaal niets van zijn schokeffect.
In de Nederlanden lijkt het lied niet veel te zijn gezongen. Het wordt in de contrafactuur nergens aangehaald, en alleen in het rederijkersspel De wijngaard met pachters (Breukelen, 1593) wordt er een stukje uit het begin van het lied aangeheven. Wel vindt men een heel andere versie in het Liedboek van Marigen van Remen (Holland, circa 1540), waarin de scène met het hart ontbreekt maar de toedracht uitvoerig wordt verhaald: Bruneburch, betrapt bij een ontmoeting met de vrouwe in een boomgaard, wordt door een ridder bij de landsheer verraden. In Duitsland, waar het lied tot in de negentiende eeuw bekend bleef, werd ten tijde van het Antwerps Liedboek | |||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||
een versie gezongen die begon met de verzuchting van Brandenborch: Ich hab gewacht ein winterlange Nacht. De melodie is slechts uit Duitsland bekend. Althans, de Grasliedlin (Frankfurt am Main, circa 1535, nr. 13) bevatten een vierstemmige zetting van het lied, waarvan ongelukkerwijze de tenorpartij is verloren geraakt - waarin nu juist de liedmelodie was gelegen. We hebben die ontbrekende stem gereconstrueerd, rekening houdend met het contrapunt en het karakter van zo'n cantus firmus (zie de volgende bladzijden). Het resultaat konden we vergelijken met een latere, verwante versie van dezelfde melodie uit het luitboek van Petrus Fabritius (Rostock, 1603). Literatuur: Kalff 1884, p. 203-209; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 198-202; Deutsche Volkslieder 1935, dl. 1, p. 161-170; Gerritsen 1966, p. lxviii-lxxi; A.M.J. van Buuren 1984; Komrij 1994, p. 506-507; Repertorium 2001, t2799. | |||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||
Mann legt den Bran - den - bur - ger uff ei - nen tisch,
zer - schnit-ten wie ein Rei - nisch fisch,
Sein jun - ges le - ben ent - wi - - - chen,
| |||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||
sein ro - ter mundt ver - bli - - - - chen.
|
|