Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coemt aen sulcke vrouwe niet! luidt de les waarmee het verhaal over de onnozele Robijn wordt afgesloten. Het lied heeft dezelfde thematiek als al 41, waarin een ruyter zijn geld verliest met eten, drinken en vrijen. Daarbij vergeleken handelt al 78 veel nadrukkelijker over het slempen en nauwelijks over seks (wel impliciet in strofe 5,1), en is de tekening van de vroukens nog veel negatiever (strofe 4, men vergelijke al 171 waarin net zo'n stereotiepe beschrijving van lichtzinnige vrouwen voorkomt, maar daar weer veel uitgebreider). Het lied is geschreven door een rederijker: daarop wijzen het aanspreken van de prince in 9,5 en het slagrijm in de vijfde regel van elke strofe (bijvoorbeeld in de laatste strofe: siet, wiet riet (9,5)).
Het lied is vrij onbekend gebleven. Het is voor zover bekend eenmaal herdrukt, in de Amoreuse Liedekens (na 1613), en eenmaal als wijsaanduiding voorgeschreven, voor een schriftuurlijk lied met dezelfde strofevorm (Christus is verresen / Ghedoyt heeft hy de doot, 1552). De melodie is onbekend. Literatuur: Muller 1910; Hellinga 1941, p. 62-63 en 197; Kruijssen 1994, nr. 5911; Repertorium 2001, t2844. |
|