gedrag uitdrukkelijk ten voorbeeld aan de andere kamers van Ieper; zo lijkt de Korenbloem haar prominente positie in deze stad te willen benadrukken. Omdat het hier een min of meer officieel meilied van een kamer betreft, is het waarschijnlijk geschreven door de factor van het gezelschap, dat wil zeggen de dichter die de teksten schreef waarmee de kamer zich tijdens wedstrijden en officiële gelegenheden presenteerde. Het lied is formeel goed uitgewerkt, waarbij vooral opvalt dat alle strofen eindigen met een opeenvolging van maar liefst zes keer dezelfde rijmklank.
De tekst van Hier zijn drie lichte geladen komt alleen voor in het Antwerps Liedboek. Toch heeft het lied enige bekendheid genoten, zoals blijkt uit een handvol contrafacten in het Devoot ende profitelijck boecxken (1539) en schriftuurlijke liedboekjes van het midden van de zestiende eeuw. In het Boecxken staat ook de melodie (nr. 87). Deze blijkt in wezen dezelfde als die van Fortuyne, wat hebdy ghebrouwen? (al 47 en 48), maar met een speelse toevoeging. In Fortuyne is het tiende vers een muzikale herhaling van het negende, enigszins omspeeld; in Hier zijn drie lichte geladen wordt deze frase nog eens extra herhaald, zodat het betreffende melodische motief driemaal achter elkaar wordt gezongen. Dit geestige effect wordt versterkt doordat het rijm steeds wordt herhaald, ook wanneer de muziek verder gaat. Het resultaat, een virtuoos strofeschema met zes gelijke rijmen aan het slot, is in enkele van de geestelijke contrafacten nauwkeurig gekopieerd.
Bij de ritmische interpretatie van de melodie uit het Devoot ende profitelijck boecxken hebben we die van Fortuyne als leidraad gebruikt (Souterliedekens 21 en 53).
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 360-362; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 52 en 184-186; Oosterman 2001; Repertorium 2001, t2947, m0341, m0229.