turberen - bij de vrouw een verontwaardigde reactie oproept (strofe 8).
Dat de auteur van al 70 zijn vak verstond, blijkt niet alleen uit de levendigheid en vaart waarmee hij het verhaal vertelt, maar ook uit enkele details. Zo laat hij het lied bij zijn publiek waarheidsgetrouw overkomen door het gebruik van de concrete plaats- en tijdaanduiding in de openingsstrofe; ook bereikt hij een komisch effect doordat de man bij zijn thuiskomst op dezelfde manier aanklopt en smeekt om binnengelaten te worden als de hunkerende minnaar in conventionele liefdesliederen (bijvoorbeeld al 62:9; 79:2; 86:2 en 94:1).
Het gheviel op eenen donderdach is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. Wel is er een contrafact bewaard, Het gheviel op eenen donderdach / Ontrent der sester uren uit Het Hofken der geestelycker liedekens (Leuven, 1577) over het sterven van Christus. Dat is tot in de negentiende eeuw gezongen. De melodie was toen die van het Miserere, waarop men zich het amoureuze kluchtlied uit 1544 echter moeilijk kan voorstellen. Ook het historielied al 65 (Het was op eenen dijsendach) kan een contrafact zijn. Hetzelfde geldt voor Het gheviel op eenen donderdach / Daer Christus hoorde ons gheclach uit het Devoot ende profitelijck boecxken (1539), hoewel dit geen vier- maar een vijfregelige strofevorm heeft. Het kon worden gezongen op die selve wise als het lied dat er in het Boecxken aan vooraf gaat (nr. 149), namelijk op de melodie van Maechdeken wildy geestelijc wesen. Op deze vijfregelige melodie worden in het Boecxken diverse vierregelige liederen geplaatst, waaronder merkwaardigerwijze Maechdeken wildy geestelijc wesen zelf. Daarbij moest de vierde tekstregel worden herhaald. Dat procédé hebben we dan ook toegepast op het wereldlijke Het gheviel op eenen donderdach, dat immers ook vier versregels heeft.
Of het werkelijk de melodie betreft waarop het lied oorspronkelijk werd gezongen, is niet te zeggen. Onze redenering bevat namelijk twee onzekerheden: ten eerste is niet zeker dat Het gheviel op eenen donderdach / Daer Christus hoorde ons gheclach echt een contrafact is van Het gheviel op eenen donderdach, / Ontrent der halver weken, en ten tweede geven wijsaanduidingen van het type op die selve wise in het Devoot ende profitelijck boecxken niet altijd de oorspronkelijke melodie aan, maar soms slechts een min of meer passende. De ongemensureerde melodie hebben we in een driedelig ritme gebracht.
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 3, p. 2143-2147; Lodder 1997, p. 134-145; Repertorium 2001, t2775, m0511.