9,2 |
so leyde: zo slecht |
10,4 |
(Het ganzenhoeden werd beschouwd als een klusje dat zelfs door het grootste leeghoofd gedaan kon worden) |
Het is niet voor het eerst dat een rijck boermanssone de hoofdrol krijgt in een lied uit het Antwerps Liedboek. Ook in al 13 komt een welgestelde boerenzoon voor en net zoals in dat lied wordt hij ook hier als een domme, verwende en zeer naïeve figuur neergezet. Hij weet in elk geval niet wat van hem verwacht wordt wanneer hij bij een meisje in bed ligt. Ook uit het feit dat hij zich achteraf allereerst beklaagt over het karige ontbijt, blijkt dat hij nog steeds hoofdzaak niet van bijzaak weet te onderscheiden. Pas in de slotstrofe lijkt bij hem eindelijk het berouw na de niet-zonde door te breken.
De humor van het lied ligt niet alleen in de komische situatie, maar ook in het taalgebruik, in woorden en beelden die op creatieve wijze ontleend zijn aan de ernstige liefdeslyriek: de verzuchting dat de nacht een jaar mag duren is een typische wens van een minnaar die bij zijn geliefde is; wanneer een meisje zich omdraait in bed dan is dat doorgaans om te constateren dat haar minnaar verdwenen is, hier woelt ze echter met de bedoeling om hem wakker te krijgen; in dageraadsliederen volgen op de verzen waarin de nieuwe dag aangekondigd wordt steeds ook regels die het pijnlijk besef van de nakende scheiding beschrijven, hier is de nieuwe dag niet meer dan het sein om maar snel naar huis te gaan. De rol van de moeder valt op doordat zij anders met de zoon omgaat dan gebruikelijk is bij dochters: een dochter wordt steevast gewaarschuwd voor ondoordachte liefdesavonturen (zie bijvoorbeeld al 61 en 129), hier is de moeder ten zeerste verbolgen op haar zoon vanwege zijn amoureuze fiasco.
Dit lied is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek en komt ook voor in de fragmenten van een latere druk van dit liedboek die in Brugge bewaard worden.
Literatuur: Repertorium 2001, t2911; Joldersma en Van der Poel 2005.