4,3 |
fenijn: gif |
4,5 |
gedachte: kwade plannen |
4,6 |
Voor ze hun staart niet langer roeren (ophouden met hun activiteiten) |
4,8 |
wel hoorens waert: waard beluisterd te worden |
5,1 |
gestelt: geschreven |
5,4 |
Hij geeft het graag uit voordat hij het bezit |
5,8 |
Het is over honderd jaar nog precies hetzelfde |
In dit lied is een ghildeken aan het woord, een jonge, onbezorgde kroegloper die vaker voorkomt als type in de literatuur. Net als sommige ruyters leeft hij een ongebonden leven dat hemelsbreed verschilt van het geordende leven van de burger. De hoofdpersoon uit dit lied houdt van drinken en van leuke vrouwen (1,2 en 5,5) en heeft verder niets misdaan. Toch werden hij en zijn kameraad (de twee schapen in 3,5) op onwettige wijze gevangen gezet. De gezagsdragers (des heeren knapen) worden getekend als corrupte personen die zelfs hun eigen familie voor geld in het verderf zouden storten. Ook de bekende quade tonghen krijgen een belangrijke rol, want door hun geroddel zijn de twee in moeilijkheden gekomen (2,1 en 4,3). De verliefde kroegloper in gevangenschap komt ook voor in al 48, waarmee het lied nog enkele overeenkomsten vertoont: in beide liederen wordt in de slotstrofe gemeld dat het lied is gemaakt door een Mechelaar, een liefhebber van wijn en mooie vrouwen, die in Brugge in de gevangenis zit en die een oorzakelijk verband suggereert tussen zijn wedervaren in de liefde en zijn gevangenschap. Het is daarbij niet ondenkbaar dat het zowel bij al 48 als bij al 52 om eenzelfde auteur en om dezelfde feiten gaat (zie ook de commentaar bij al 48).
al 52 lijkt vooral in de derde strofe te refereren aan het in de late Middeleeuwen zeer grote probleem van corruptie in kringen van ambtenaren aan het hof en in de stad. Ook in Brugge, dat als wereldstad en financieel-commercieel centrum èn als plaats waar het hof vaak verbleef, veel invloedrijke ambtenaren kende, was dit een actueel probleem.
In een fragment van een latere herziene herdruk van het Antwerps Liedboek (thans bewaard te Leiden) heeft het lied een wijsaanduiding: Als alle die werelt in vruechden is, soe lijde ick - dat is al 4. Op het strofeschema van dat lied past Ghi ruyters inderdaad en ook inhoudelijk zal het er op geïnspireerd zijn: het werd gedicht in een zelfde benarde situatie van gevangenschap. Voor de melodie zie al 4; hier is Obrechts versie in driedelige maat gekozen.
Ghi ruyters moet een bescheiden bekendheid hebben genoten, gegeven