Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens de slotstrofe is al 48 een creatie van een Mechelaar die in Brugge gevangen ligt (4,2). Hij heeft er zijn hart verloren aan een mooie Brugse, maar hij moet haar achterlaten: het lijkt erop dat hij (omwille van deze affaire?) uit de stad verbannen wordt (1,5 en 4,7). Een en ander komt overeen met de situatie die in al 52 bezongen wordt. Ook daar wordt een Mechelaar in Brugge gevangen gehouden. Maar of deze twee liederen het werk zijn van eenzelfde Mechelse auteur, en of ze daarbij misschien zelfs naar dezelfde feiten verwijzen, is niet meer uit te maken. De hoofdpersoon van dit lied rekent zichzelf tot de ghildekens (2,2): een gebruikelijke omschrijving voor jonge, onbezorgde kroeglopers met wie het echter vaak slecht afloopt, in dit geval door de liefde. In tegenstelling tot het voorgaande lied, Fortuyne heeft mi verbeten (al 47) wordt het Fortunamotief, na de aanspreking in het begin, niet uitgewerkt.
Fortuyne, wat hebdy ghebrouwen heeft in het fragment van een latere herziene druk van het Antwerps Liedboek (thans bewaard te Leiden) een wijs- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanduiding, O doot ay my. Het is dus een contrafact op dat lied, evenals al 47 (zie aldaar). Zelf heeft het ook als model voor enkele contrafacten gediend, wat op een zekere populariteit duidt. In de Souterliedekens komen merkwaardig genoeg twee contrafacten voor: een met de wijsaanduiding Fortuyne, wat hebdy ghebrouwen (psalm 21) en een met een wijsaanduiding die naar de tweede strofe verwijst: Wat sullen wi gaen beghinnen (psalm 53). De berijmer van de Souterliedekens lijkt niet te hebben beseft dat het om hetzelfde lied ging. Hij geeft ook twee keer de melodie: de eerste keer met twaalf regels (conform de liedtekst in het Antwerps Liedboek), de tweede keer met slechts vier regels. In de praktijk maakt dit echter niet zo veel verschil: de twaalfregelige versie bestaat uit drie keer de vierregelige melodie achter elkaar. Alleen de negende versregel wijkt af van dit schema. De vierregelige versie is in melodisch opzicht eenvoudiger dan de twaalfregelige, waarin veel versieringen zijn aangebracht. Voor het onderhavige lied is in deze uitgave de twaalfregelige melodie (Souterliedeken 21) gebruikt; voor al 47, dat op dezelfde melodie werd gezongen, ter afwisseling de vierregelige versie (Souterliedeken 53). Deze wordt daartoe tweemaal herhaald; alleen de negende versregel is aan Souterliedeken 21 ontleend. Een sterk verwante melodie heeft Hier zijn drie lichte geladen (al 76). Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 688-689; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 36-37 en 161; Coigneau 1980-1983, dl. 2, p. 362-365; Repertorium 2001, t1880, m0229. |
|