15,2 |
bleef draghen: droeg |
15,4 |
te grave: naar het graf |
16,1 |
vrij: adellijke |
16,2 |
van waerden: van goede naam |
16,3 |
Helaas, zij die een kind van u droeg |
17,4 |
grauwe: grijze |
18,4 |
valscher: onbetrouwbare |
19,1 |
heyden: veld |
20,1 |
bruynen: gepolijste (waardoor het metaal bruin werd) |
20,4 |
Van: Door |
21,2 |
onder u side: aan uw middel |
23,2 |
papen: priesters |
23,4 |
vigelie: dodenmis |
24,2 |
staen in bare: liggen op de lijkbaar |
25,3 |
loech: lachte |
‘Een onzer fraaiste’ verhalende liederen, noemde de bekende liedonderzoeker Kalff deze ballade. Het is inderdaad een prachtig verhaal met levendige gesprekken, sprookjesachtige motieven en een scherp inzicht in de menselijke psychologie. De eerste strofe kondigt in een notendop de dramatische gebeurtenissen aan: de ridder en het meysken jonck verschillen in sociale stand en levenservaring; zij bevinden zich aan de oever van een rivierken, bij uitstek een plaats voor een amoureuze ontmoeting, maar als het gesprek op trouwe liefde komt, logenstraft het stilstaande water de beloften van de ridder (het zweren bij het water dat naar de zee stroomt was een bekend motief in eedformules). De ridder doet zich niet beter voor dan hij is en het lot van het meisje verschilt dan ook niet van dat van haar voorgangsters. Maar dan komt haar broer haar te hulp, die kennelijk rekent op de hevige schuldgevoelens die bij een normaal mens opkomen, als hij hoort van de dood van een medemens die hij slecht behandeld heeft. Inderdaad reageert de ridder als gewenst: als hij haar levend vindt, is hij zo opgelucht dat hij zweert haar te trouwen, ondanks het standsverschil.
De vorm van het lied suggereert dat het afkomstig is uit een oude traditie, zie onder meer de assonerende rijmen (b.v. keyserinne: ghebringen (12,2 en 4)) en de uitbreidende herhaling (de verteltechniek waarbij een zin eerst met een kleine wijziging herhaald wordt, voordat de volgende stap in het verhaal verteld wordt (bijvoorbeeld 5,1-3 en 6,1-2)). Toch is het lied in deze vorm niet eerder dan in het Antwerps Liedboek te vinden. Het schijnt een versmelting van twee wijdverbreide balladentypen te zijn, ‘De Schijndood’ en ‘Ridder en Maagd’, elk in talloze varianten en in tenminste twaalf talen overgeleverd. Elders loopt het verhaal van de ridder en de maagd tragisch af, maar in