Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit amoreus liedeken beschrijft smakelijk hoe een man en een vrouw de nacht doorbrengen met eten, drinken, dansen en vrijen. De derde strofe geeft een komische opeenstapeling van omschrijvingen voor de geslachtsgemeenschap: samen slapen, een lieflijk akkoord spelen, een bad nemen in Venus' bron, het spel van vrouwe Venus spelen en (in de vierde strofe) samen Venus' ploeg trekken. Toch heeft het lied uiteindelijk een serieuze intentie: deze man die letterlijk en figuurlijk wordt uitgekleed, dient als waarschuwing voor andere mannen, want deze kerel is zeker niet de enige die op deze manier zijn geld is kwijtgeraakt (5,6)! De sukkel zelf begrijpt echter niet wat hem is overkomen: in de laatste strofe spreekt hij de sloerie in sierlijke bewoordingen toe. Zulke sukkels komen vaker voor in de literatuur van de zestiende eeuw: bijvoorbeeld in al 78 waar eveneens een vrolijk samenzijn eindigt zodra het geld op is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de vorm is veel aandacht besteed. Het is om verschillende redenen waarschijnlijk dat de tekst door een rederijker gemaakt is. De vijfde regel van elke strofe bevat binnenrijm (met uitzondering van strofe 3) en heeft variaties in de formulering; de zesde regel is de stok (met een variant in de vijfde strofe, waardoor het geheel expliciet een waarschuwing aan andere mannen wordt); de laatste strofe bevat (met Princersse lief) een variant op de gebruikelijke opdracht aan de prince, de voorzitter van de rederijkerskamer. Een bijna gelijkluidende stok komt bovendien tweemaal voor in de verzameling rederijkersrefreinen van de Utrechtse geestelijke Jan van Stijevoort (1524; aldaar: Al lachende word ick myns gheldekens quijte).
De tekst van Een lodderlijc vrouken seer amoreus is echter alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. Van de melodie ontbreekt elk spoor. Literatuur: Lyna en Van Eeghem 1929-1930, dl. 2, p. 115-117 en 200-201; Coigneau 1980-1983, dl. 2, p. 262-263 en 363; Houtsma 1981; Herchert 1996, p. 136-137; Repertorium 2001, t1646. |
|