Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||
De geschilderde situatie is in grote lijnen bekend: een voorbijtrekkende man (een landloper of een huursoldaat) laat een jonge vrouw zwanger achter. In de vierde strofe komt de aarzeling van het dienstmeisje tot uitdrukking: zij vreest de gevolgen als zij in haar eentje naar zo'n kerel toegaat, maar zij durft de opdracht van haar baas, de waard, niet te weigeren. Vanaf de achtste strofe krijgt het verhaal echter een onverwachte en bijna sprookjesachtige wending: de man laat haar niet in de steek, maar neemt haar mee naar zijn familie. Daar introduceert hij haar, niet alleen als zijn vrouw, maar ook als iemand van wie hij houdt. De beschrijving van de vriendelijke ontvangst heeft intrigerende details. De moeder biedt haar nieuwe schoondochter een stoel aan en gaat een ei klaarmaken (mogelijk speelt hierbij de betekenis van een ei als vruchtbaarheidssymbool). De dochter overtreft haar nog in gastvrijheid met het aanbieden van een kussen voor op de stoel en met maar liefst twee eieren. De ruyter leek aanvankelijk een arme zwerver of huursoldaat, maar de ontvangst bij zijn familie spreekt andere taal. Daarmee doet dit lied enigszins denken aan al 58, waarin de jongste van drie haveloos geklede zwervers in werkelijkheid een rijke edelman blijkt te zijn. Opmerkelijk is dat het lied als enige uit het Antwerps Liedboek een opschrift met een aanwijzing voor het zingen heeft: de eerste regel moet telkens herhaald worden. Het lied heeft een uiterst eenvoudige strofevorm: twee rijmende verzen van vier heffingen, waarvan, als gezegd, het eerste moet worden herhaald. Een parallel vindt men in de liedbundel van Antonis van Butevest (Leiden, na 1594; f. 85r):
Die gygelaer In dat koere lach, Die
Hy schreyde vanden naevont tot den dach
De herhaling van het eerste vers wordt hier aangegeven met de herhaling van het eerste woord. Het opschrift Een voersanckliet suggereert dat de eerste regel door de voorzanger werd gezongen en de herhaling (en eventueel de tweede regel) door de hele groep. Er is echter geen contemporaine melodie bekend die met deze vorm correspondeert, en evenmin een wijsaanduiding waarin een liggend ruyterken of gygelaer wordt genoemd. | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
Literatuur: Kalff 1884, p. 549-551; Houtsma 1981, p. 51; Grijp 1991, noot 295; Repertorium 2001, t0844. |
|