4,3 |
Doe me geen verdriet aan |
4,6 |
dit: (namelijk dit lied) |
De ikfiguur die hier aan het woord is, onderwerpt zich volledig aan zijn geliefde: het amoreus liedeken opent met de woorden Din eygen, en in het refrein waarmee elke strofe afsluit, keert dit motief terug. Hij prijst zijn geliefde (onder meer door haar met bloemen te vergelijken: 1,7-8 en 2,6), betuigt aan haar zijn grote trouw en maakt duidelijk dat de liefde hem verdriet bezorgt, zodat hij hoopt op haar hulp. Bij dit alles spreekt hij haar direct aan: anders dan in vele andere liefdesliederen uit het Antwerps Liedboek is de geliefde niet van hem verwijderd.
De minnaar zegt dat zijn liefde sterker is dan die van Medea en Paris (2,1-2), die bekend stonden als minnaars met een grote liefde met verstrekkende gevolgen. Medea had Jason door haar tovenarij geholpen bij de verovering van het Gulden Vlies. Toen hij haar later verstootte, was haar wraak verschrikkelijk: zij doodde hun beider kinderen. In dit lied en in vele andere teksten uit de zestiende eeuw wordt ze vooral genoemd als iemand die een zeer sterke liefde draagt. Ook Paris en Helena waren in de Middeleeuwen een heel beroemd paar: Paris schaakte Helena (de echtgenote van de koning van Sparta) en dat werd de aanleiding tot de Trojaanse oorlog.
Dergelijke klassieke referenties komen vaak voor in rederijkersteksten en ook de vorm wijst op een rederijker als auteur. Het lied heeft een perfect rijmschema (aabaabccc) en bovendien heeft elke strofe dezelfde refreinregel, zodat elke strofe eindigt op drie regels met dezelfde rijmklank. De dichter heeft met deze strakke vorm een sierlijk lied tot stand weten te brengen.
Din eygen, certeyn, reyn vroulic saet is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. Van de melodie ontbreekt ieder spoor.
Literatuur: Repertorium 2001, t1381.