4,4 |
Spreek, één woord is voldoende, schoon lief, wat daarvan voor jou ook het gevolg zou zijn |
4,5 |
Pas op voor schande, ontvlucht de boze kwaadsprekers |
In dit lied beklaagt een minnaar zich die weliswaar een korte tijd van liefdesgeluk gekend heeft, maar nu in melancholie gedompeld is. Zijn geliefde gedraagt zich hooghartig tegen hem. De oorzaak hiervan lijkt te zijn dat de nijders over hen geroddeld hebben, maar ook dat er een ander is aan wie zij haar gunsten schenkt. De liefdesklacht bevat veel traditionele elementen, zoals de rol van de nijders, de aanroep van Venus, het vragen om een kleine beloning voor de liefdesdienst en de raadgeving aan andere minnaars in de laatste strofe. Wat betreft de vorm van het lied is het overlooprijm in de regels 4-5 opmerkelijk (bijvoorbeeld strofe 1: dueren: cueren).
Dat ick om een schoon beelde soet is vrij bekend geweest, getuige de twee paralleloverleveringen en de zeven contrafacten die we erop kennen. De contrafacten zijn alle geestelijk, zoals een kerstlied van Eduard de Dene, schriftuurlijke liederen van onder anderen Karel van Mander en Jan Fruytiers, en een Souterliedeken. Aan dit laatste hebben we de melodie ontleend (Souterliedeken 59). Mogelijk is de melodie van Franse herkomst: in het Aemstelredams amoreus lietboeck van 1589 staat boven de liedtekst als wijsaanduiding het niet nader geïdentificeerde Pour unge payste.
Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 410-411; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 10-11 en 138-139; Komrij 1994, p. 995-997; Repertorium 2001, t0822, m0104.