gesproken; bovendien is het perspectief van het lied voor het overige eerder mannelijk (zie 7,1). Toch klonk ook reeds in de derde strofe een negatief oordeel over de feestvierders door; Diksmuide wordt vaker genoemd als een stadje waarvan de inwoners het ervan nemen (zie ook al 169:3).
In de vorm van het lied valt op dat in de eerste en laatste twee verzen van alle strofen een en dezelfde rijmklank gebruikt is (-anck); de derde en vierde regel bevatten elk binnenrijm op slechts één rijmklank (behalve in 9,4). Deze vorm beperkt uiteraard de vrijheid van woordkeus. Ten gevolge daarvan is het niet steeds vast te stellen wat de precieze betekenis is, al is de teneur wel duidelijk. Overigens wijst het ingenieuze rijm op een ontstaan in een rederijkersmilieu.
Coppelt aeneen, den nacht is lanck is alleen uit het Antwerps Liedboek bekend en heeft een unieke strofevorm: de melodie is daardoor niet meer te achterhalen.
Literatuur: Willaert 1995, p. 681-682; Repertorium 2001, t4157.