renzoon die heel stoer en zelfverzekerd doet, maar zichzelf danig overschat. Nog voor hij daadwerkelijk in actie komt, blijkt al dat hij niet geschikt is voor het leven van een plunderende soldaat. Er lijkt te worden gespeeld met de verschillende betekenissen van het woord crijgen, waarvan varianten in strofe 1-4 zes keer voorkomen. Het betekent ‘strijden’ en ‘vechten’, maar ook ‘zich inspannen’, met moeite iets willen ‘krijgen’. Het ontbreekt het boerenkereltje echter aan doorzettingsvermogen, en dus moet hij al snel afhaken. Zo geeft het lied een humoristisch voorbeeld van wat er mis kan gaan als iemand meer of anders wil zijn dan binnen zijn stand of vermogen ligt.
Er zijn in de zestiende eeuw verschillende (aan elkaar verwante) Duitse en Nederduitse liederen en gedichten geweest, waarin een boerenzoon of boerenknecht een ander leven ambieert. Soms wordt daarin een boer zo uitgebeeld, dat leden van andere sociale groepen in vergelijking met hem des te positiever uitkomen. In al 13 is dit, hoewel niet sterk aangezet, te zien in de verhouding tussen de schipper (een goet gesel 5,1) en Hansken die op zee direct door de mand valt.
Bistu een crijgher of bistu een boer is voor het Nederlandse taalgebied alleen overgeleverd in het Antwerps Liedboek, maar er zijn diverse Nederduitse parallellen. Eén daarvan is grotendeels gelijk aan de Antwerpse versie, maar bestaat uit slechts één strofe. Een andere parallel, Henneke knecht, wat wiltu don, volgt ongeveer dezelfde verhaallijn, maar is uitgebreider. De strofevorm is dezelfde als die van Bistu een crijgher en ook komen enkele frasen overeen. Het ligt daarom voor de hand dat de liederen van Henneken en Hansken op dezelfde melodie zijn gezongen. Men neemt aan dat het lied van Henneken is gezongen op de melodie van een bekend Jacobslied, Wer das ellent bawen will, waarop ook Nederlandse Sint-Jacobsliederen zijn gezongen (vgl. commentaar bij al 20). De Duitse melodie komt muzikaal overeen met een melodie in het Devoot ende profitelijck boecxken (1539, nr. 98) met de wijsaanduiding Ic weet noch een acker breyt. Deze versie is hier gebruikt voor Bistu een crijgher, waarbij voor het ritme de Duitse versie als leidraad is genomen.
Literatuur: Kalff 1884, p. 398-401; Erk en Böhme 1893-1894, dl. 3, p. 384-385 en 780-783; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 808-810 en dl. 2, p. 914-915; Alpers 1960, p. 124-126 en 209-213; Joldersma 1982, dl. 2, p. 23-28; Sappler 1983; Repertorium 2001, t0585, m0105; Joldersma en Van der Poel 2005.