Arghe winter is een raadselachtig liedje. Het opent met het beeld van een winterlandschap, wat in de middeleeuwse liefdeslyriek vaak de beschrijving van een koele situatie in de liefde inluidt: de minnaars zijn bijvoorbeeld van elkaar gescheiden of een van hen is ontrouw. Maar de volgende strofe laat een verandering zien: het groen is er weer, de nachtegaal (de vogel van de liefde) zingt zijn lied. Maar toch, het bed is 's avonds nog altijd leeg en de nachtegaal rust erop (strofe 3). Wat wordt hier bedoeld? De nachtegaal kan gebruikt zijn als de traditionele liefdesvogel, die zwijgt nu de geliefde afwezig is. Het dier heeft echter in de middeleeuwse literatuur ook wel een seksuele connotatie en juist de combinatie van de nachtegaal en het bed kan een indicatie zijn dat de fiere nachtegale een verwijzing is naar de penis die tot rust gedoemd is, zolang het bed leeg is...
Weer wijzigt de situatie zich: de ik staat op, maakt zijn toilet en bereidt zich daarmee voor op de komst van zijn geliefde, die hem dan minzaam begroet. De laatste drie strofen onthullen geleidelijk dat het hier niet om verfijnde, hoofse liefde gaat. De aanspreking Vrou maecht (5,2) laat nog in het midden of zijn liefje een vrouw of een maagd is. Het opbinden van het haar (5,2) is een traditioneel element en komt vaker voor in de beschrijving van de voorbereiding van een vrijpartij (zie al 86:5,6 en 95:3,2). Zij gaat hem voor naar het velt (een bekende plaats voor een erotisch avontuurtje (7,1)) en neemt een schaakspel en dobbelstenen mee. Deze attributen zijn veelbetekenend: het dobbelen werd geassocieerd met ontucht en gebruikt als metafoor voor de coïtus. En het schaakspel? Aanvankelijk functioneerde dit spel wel als een metafoor voor de complexe regels van een hoofse liefdesrelatie, maar in de latere Middeleeuwen figureert het vaker in een context van lichamelijk genot. Dat lijkt ook toepasselijk in dit lied: wat hoofse minne leek, blijkt wellust, en misschien zelfs betaalde liefde, als we de slotregels letterlijk opvatten: wie geen geld meeneemt bij het dobbelen, kan beter thuisblijven (7,2-3)! Maar wellicht zijn deze regels meer metaforisch bedoeld: wie mee wil spelen, dient zich ook aan alle regels te houden! Dan is er dus geen sprake van een betaling voor de liefde.
Het lied vertoont verwantschap met een aantal Duitse liederen. Bij vergelijking valt op dat het in die liederen wel om trouwe liefde gaat, maar in de Middelnederlandse versie niet: is er een bewerker geweest die bewust alles heeft weggelaten dat op standvastigheid betrekking heeft en daarmee de teneur van het lied heeft gewijzigd? Of vertegenwoordigt de tekst uit het Antwerps Liedboek juist de meer oorspronkelijke versie dan de (later gedateerde!) Duitse bronnen en zijn de opmerkingen over trouw wellicht juist toegevoegd?
De vergelijking met de Duitse traditie helpt in elk geval bij de vaststelling van de vorm van het lied. Uit de typografie van het Antwerps Liedboek valt