Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dit amoreus liedeken heeft de vorm van een brief: de ik vraagt zijn geliefde of zij na zijn vertrek dagelijks deze brief wil lezen (2,8). De afscheidsgroet Adieu princesse gepresen (6,1) functioneert als afsluiting van de brief, maar is tegelijkertijd een speelse variant op de groet aan de prince (eigenlijk de voorzitter van de rederijkerskamer), bekend uit rederijkersrefreinen. Ook al 112 is een brief. Liefdesbrieven op rijm zijn een bekend genre in de Middeleeuwen. Ze werden wel op een los vel papier of perkament genoteerd en aan de geliefde gestuurd. Misschien is dat ook met deze liederen gebeurd voor zij werden opgenomen in het Antwerps Liedboek. Waarom de minnaar zijn geliefde moet verlaten, is niet duidelijk, maar wellicht hebben de nijders (5,6) er de hand in gehad. In elk geval is er goede hoop op een latere hereniging (5,5-8). De vorm laat een rederijkershand zien: in het gebruik van de anafoor (Adieu...), de prince-strofe en het rijmschema met slechts drie rijmklanken per strofe (rijmschema: ababbccb).
Adieu reyn bloemken, rosiere is een vrij bekend lied geweest, gezien de zeven contrafacten die we er op kennen, vooral uit de doperse sfeer. De tekst komt ook voor in Amsterdamse liedboeken van 1589 en 1605, met de wijsaanduiding Ick hadde een gestadich Minneken (dat is het populaire al 98). Dit laatste lied staat ook in de Amsterdamse liedboeken, maar omgekeerd met de wijsaanduiding Adieu reyn bloemken, rosiere. De liedjes verwijzen dus naar elkaar. Kennelijk zong men ze op dezelfde melodie, althans in Amsterdam rond 1600. Of dat ook al in Antwerpen anno 1544 zo was, is niet met zekerheid te zeggen. In het Aemstelredams amoreus lietboeck (1589) komt | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dit soort kruisverwijzingen vaker voor, ook wel eens wanneer we weten dat de twee betrokken liederen oorspronkelijk verschillende melodieën hadden (zie de commentaar bij al 205). De oorspronkelijke melodie van een van de twee liederen is dan vermoedelijk in vergetelheid geraakt en vervangen door de melodie van het andere. Bij Adieu reyn bloemken, rosiere en Ic hadde een gestadich minneken is dat niet meer na te gaan: er is alleen een melodie bewaard gebleven voor Ic hadde een gestadich minneken. Die melodie hebben we noodgedwongen ook voor Adieu reyn bloemken, rosiere gebruikt, in de wetenschap dat in elk geval later in de zestiende eeuw de tekst daarop gezongen is. We hebben hier de versie uit het Devoot ende profitelijck boecxken (nr. 93) gekozen en die ritmisch geïnterpreteerd aan de hand van de iets afwijkende versies in de Souterliedekens en Fruytiers' Ecclesiasticus (vgl. al 98). Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 686-687; Schulz-Grobert 1993; Repertorium 2001, t0175, m0382. |
|