3,7 |
nijders: afgunstige roddelaars |
|
alle mijn leyt: al mijn smart |
3,8 |
quaey tongen: kwaadsprekers |
4,2 |
Mer: (kan onvertaald blijven) |
4,6 |
Bevruecht: Verblijdt |
4,10 |
Verfraeyt: Vrolijkt... op |
5,1 |
Beneden aen: Op de bodem van |
5,3 |
Daar bevindt zich het verdriet van mijn leven |
5,5 |
Dat daer: Zodat daar (in de holte onderin het hart) |
5,7 |
Heb een goede dag, mooi lief |
In een lege plek onderin het hart - daar zit al het verdriet van deze teleurgestelde minnaar en er kan geen sprankje vreugde meer bij (5,1-6): een treurige toestand die door de viervoudige herhaling van dat daer pregnant wordt verwoord. Het is een van de mooie beelden waardoor deze liefdesklacht zich onderscheidt van andere liederen in dit genre. Zo'n beeld is ook dat van de onbekommerde beminde die zich vrolijk naar de dans haast in kostbare scharlaken kledij (3,1-4). De ikfiguur neemt zijn toevlucht tot zijn fantasie om uit deze hopeloze situatie te ontsnappen (4,1-4). Het lied bevat weinig rijm: per strofe rijmen alleen de tweede en de vierde regel, en de regels 6-10, die veel herhaling bevatten. Die herhaling kan storend zijn bij het lezen, maar is juist een typische eigenschap van een liedtekst: men kan zich voorstellen dat dit met een mooie melodie een leuk liedje om te zingen zal zijn geweest. Van die melodie ontbreekt echter ieder spoor: Aylacen, rijck God Heere is alleen uit het Antwerps Liedboek bekend en de strofevorm is uniek.
Literatuur: Repertorium 2001, t2714.