7 Adieu schoon bloemken, Reyn Akeleye
Afscheidslied. Een man neemt afscheid van zijn geliefde en prijst haar deugdzaamheid en schoonheid.
1,2 |
welrieckende: aangenaam geurende |
1,5 |
ick moet u laten schier: ik moet u weldra achterlaten |
1,6 |
gepijn: verdriet |
1,7 |
blije: gelukkig |
2,3 |
ic blive, lief, in den rouwe: lief, ik blijf achter in het verdriet |
2,4 |
geclach: ellende |
2,5 |
alst wesen mach: als het zou kunnen |
2,7 |
getrouwe: trouw |
3,1 |
varen: vertrekken |
3,4 |
druck: angst |
3,5 |
wacht u voor al: wees vóór alles op je hoede |
3,6 |
quade tonghen: lasteraars |
|
fenijn: giftige praatjes |
3,7 |
schout sulck verswaren: vermijd dergelijke kwellingen |
4,1 |
Oorlof: Afscheid |
4,3 |
mijn sinnekens voechdersse: gebiedster van mijn gemoed |
4,7 |
messe: mis |
Dit lied is in alle opzichten een rederijkerslied. De vorm lijkt sterk op die van het rederijkersrefrein: vier strofen, de laatste is een prince-strofe (in 4,1 wordt de beminde aangesproken als princersse), en iedere strofe sluit af met een refrein of stok. Het refrein beslaat in dit geval de twee laatste verzen en wordt gevarieerd van strofe tot strofe, iets dat zeker in de vijftiende eeuw regelmatig voorkomt in rederijkersrefreinen. Ook het telkens herhaalde gebruik van één woord - hier Adieu - aan het begin van een versregel (anafoor) komt vaak voor in rederijkerslyriek.
De dichter van Adieu, schoon bloemken, reyn akeleye heeft deze bijzondere vorm niet zelf bedacht: zijn tekst is een contrafact op een lied dat minstens vier decennia ouder is: Aedde naturlic leven mijn. Dit model is bekend uit meerstemmige zettingen genoteerd in handschriften uit het eerste decennium van de zestiende eeuw. Een volledige tekst, met een in alle vier de strofen doorgezette anafoor, vindt men pas in het Venlo's liederenhandschrift (Gelre, tweede helft zestiende eeuw; hierin echter geen muzieknotatie). De eerste strofe luidt er: