loze handelaar: hij brengt spullen naar de markt die al aan een ander verkocht zijn.
Dit is het enige lied in het Antwerps Liedboek waarin door middel van kopjes wordt aangegeven wie er in een strofe aan het woord is. Dit doet denken aan toneelrollen, en er is meer dat dit lied tot een echte uitvoeringstekst maakt. De twee personen richten hun kritiek niet rechtstreeks tot elkaar, maar ze lijken elk hun standpunt aan toehoorders duidelijk te willen maken. Ook de slotstrofe wijst op de aanwezigheid van publiek: de vrouw neemt expliciet afscheid (8,1) en doet dat met een formulering die vaak gebruikt wordt in toneelvoorstellingen van de rederijkers. Misschien was het lied oorspronkelijk onderdeel van een tafelspel, een kort toneelstuk dat rederijkers bij bepaalde gelegenheden opvoerden voor de tafel van een feestvierend gezelschap. Het vers waarin de vrouw andere vrouwen een goed jaar toewenst (8,2), doet denken aan een nieuwjaarspel, een type tafelspel waarin af en toe ook gezongen werd. Hoe het ook zij, uitgevoerd door twee zangers moet het een kostelijk nummer zijn geweest.
Op het niveau van de vorm wijzen verschillende elementen op een rederijkersherkomst. De refreinregels vertonen een kleine, functionele variatie: de strofen van de man hebben een andere refreinregel dan die van de vrouw. Er is zorg besteed aan het rijm: het rijmschema (ababbccc) is consequent aangehouden en in de zesde regel van elke strofe is er amper opvallend, maar juist daardoor geraffineerd rijm: het voorlaatste woord rijmt op een slotwoord van regel 5 (zg. overlooprijm, bijvoorbeeld in strofe 1: gram (5): achterlam verblijf (6)). De verschillende strofen vertonen parallellen in opbouw: elk personage begint met een bijna identieke openingszin (1,1 en 2,1) en ook de openingswoorden van de volgende strofen wijzen op een uitgebalanceerde opbouw: Mijn wijf (3), Mijn man (4), tussenstrofe (5), Mijn man (6), Mijn wijf (7), slotstrofe (8).
Er is geen melodie voor dit lied bekend. Wel kennen we twee contrafacten. Boven een schriftuurlijk liedje uit de Veelderhande liedekens (1566) staat de wijsaanduiding Aen elcke oore hangt een man (het refrein van de vrouwenstrofen). In hetzelfde boekje komt een lied voor met vrijwel dezelfde, karakteristieke strofevorm. Hiervan luidt de wijsaanduiding Ghy jongers wilt nu vruecht hantieren, dat naar een onbekend lied verwijst dat kennelijk op dezelfde melodie werd gezongen.
Literatuur: Pikhaus 1988-1989; Repertorium 2001, t2707.