Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 440] [p. 440] melodie Fruytiers 1565, nr. 7 [pagina 441] [p. 441] 196 Een nyeu liedeken [Commentaar] 1 Ic heb de werelt seer bemint, Si heeft mi heel van God getogen. Nu heb ick ooc al versint Hoe mi die werelt heeft bedrogen. O God, het is in U vermoghen, Wilt mi nu ontfermen noch! O valsche werelt, ghi hebt my al geloghen, In u en is niet dan bedroch. 2 O werelt, ghi sijt toch een partie Teghens God, het is claer beseven. Want nijdicheyt en hoverdie Sijn ter werelt al verheven. Niemant en soecket dat eewich leven, Dat mach ic wel segghen noch: O valsche werelt, ic heb u wel beseven, In u en is niet dan bedroch. 3 Gulsicheyt en overdaet En zijn nu ter werelt al gheen sonden; Overspel seer fornicaet: Al zijnse overal ghevonden, Om gelt, om goet, ontbint men alle sonden. Dat mach ick wel segghen noch: O valsche werelt, als ick u wel duergronde, In u en is niet dan bedroch. 4 Als ick die werelt wel besie En bekenne haer ghebreken, Laet ons dan tot Christum vlien En de werelt heel versteken. Aen Hem en sal ons niet gebreken Want Hi is der menschen soch, O valsche werelt, ick heb u al duerkeken: In u en is niet dan bedroch. 5 O hemelsche Vader ghebenedijt, Wilt mi van dit vlees verlaten, Dat wi door Cristum werden bevrijdt, Want wi zijn al broossche vaten. De werelt met haren ondersaten Heeft mi nu bevangen noch: O valsche werelt, ten mach u al niet baten: In u en is niet dan bedroch. 6 O Vader in der eewicheyt, Wilt mi Uwen gheest ingheven! De werelt heeft mi heel verleet, Si doet mi na den vleessche leven, Hetwelc de siele brenct in sneven, Verloren in der hellen croch: O valsche werelt, ic heb u claer beseven: In u en is niet dan bedroch. Vorige Volgende