Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] melodie Souterliedekens 1540b, Lofzang van Zacharias [pagina 89] [p. 89] 37 Een nyeu liedeken [Commentaar] 1 Een oude man sprack een meysken an: ‘Schoon lief, wildi beteren mijn verdriet?’ ‘Neen ic!’ seydese, ‘Lieve Jan, Van uwen biere en dorst mi niet. Tis beter dat ghi van mi vliet, Ghi doet doch al verloren pijn. Mijn boelken moet een jonck man zijn!’ 2 ‘Schoon lief, ick soude mi geerne paren, Waert u beliefte, nu ter tijt.’ ‘Spreect een oude quene van tseventich jaren, Oudt ende verrompelt also ghi zijt; Aen u en is doch gheen profijt: Ghi en tapt niet dan verschaelden wijn. Mijn boelken moet een jonck man zijn!’ 3 ‘O waerde suver juecht, Herte ende sin hanget al aen dy!’ ‘Stelt u te vreden, oft ghi moecht, Wi en dienen niet te samen, ick ende ghy. Oudt ende versleten dunct ghy my. Wat soudt ghi schrijven in mijn francijn? Mijn boelken moet een jonck man zijn!’ 4 ‘Schoon lief, wilt doch doen mijn avijs, So sal ic u maken van goede rijc.’ ‘Een jonc man staet badt in mijnen prijs, Ghelijc soect altijt zijn ghelijck. Wat soudt ghi doeghen op eenen tijt, Dan droncken drincken als een swijn? Mijn boelken moet een jonck man zijn!’ 5 ‘Ic mach wel claghen mijn verdriet, Ic minne ende en worde niet ghemint.’ ‘Nu swijghet,’ seyt si, ‘luerefaes! Vrijdt elders daer ghi troost ghewint. Ic hebbe bemint een jonghelinck, Mijn herte verblijt in zijn aenschijn. Mijn boelken moet een jonck man zijn!’ Vorige Volgende