38 Het reghende seer ende ick worde nat
AL LXXIX
Lit.: FvD I, p. 787; MM, p. 91.
Bron: Sl 3 Na die wise Het reghende seer/end ic wert nat.
O Heer hoe zijn - se so me - nich - fout
Mijn vi - an - den seer fel en stout Staen te - gens
mi Veel seg - gen tot mijn - der sie- -
- len Dat ic van God ver - la - ten si.
Van de tekstherhaling in regel 3 die, naar anologie van strofe 4 t/m 9, in het AL is doorgevoerd, heeft de dichter van Sl geen notitie genomen.