29 Het voer een maechdelijn over Rijn
AL LXI
Lit.: FvD I, p. 781; MM, p.64.
Bron: Sl 146 Nae die wise Het voer een machdelijn ouer rijn/Sy hoede haers vaders lammerkijn.
Loeft God den Heer der Hee- ren soet Sijn
lof te sin-ghen dat is seer goet Het lof van
zijnder duech-den Het lof van zijnder duechden Is
suy- uer-lijck/vol van vruechden//van vruech - den.
De auteur van Sl heeft bij zijn stemopgave waarschijnlijk aan de 6e strofe gedacht.
Het lied komt ook in Duitsland voor; AL LXI is vermoedelijk een bewerking (vgl. EuB I, p. 438).
In de door ons gebruikte druk van Sl heeft een 16e-eeuwse hand boven het gedrukte woord ‘rijn’ toegevoegd: ‘zee’; boven ‘vaders’ staat ‘haer’. De wijsaanduiding wordt (in dezelfde hand) gevolgd door ‘sy reet so werre an geen groen heyden zo wil an [drie woorden onleesb.]’.
Ook bij Sl 130 (Nae de wise Het voer een scheepken ouer rijn / het hadde geladen vroukens fijn) is tekst toegevoegd: ‘het voer en maechdelin ouer zee sy voorde haer...’.